Zoek binnen Karakters
Present

Freshbet Casino

100% up to £1500 + Exclusive 33 FS by Promo Code:

Winner Dinner

NU SPELEN

Verloren maar niet vergeten: een overzicht van de belangrijkste schrijvers van de Lost Generation en hun bekendste werken

Ernest Hemingway verhuisde in 1921 naar Parijs. Hij beschrijft zijn Parijse jaren en de veelbesproken figuren die hij daar ontmoette in de postuum uitgebrachte bundel met memoires Parijs is een feest. Daarin lees je hoe Gertrude Stein op haar eigen onnavolgbare wijze klaagt over een jonge garagist die haar T-Ford niet naar behoren had opgelapt en door zijn oudere baas werd uitgescholden als une génération perdue. ‘Dat zijn jullie, jullie allemaal,’ zegt Stein. ‘Jullie jonge mensen die in de oorlog hebben gediend. Jullie zijn een verloren generatie.’ Deze iconische frase luidde het begin in van de Lost Generation.

Ongeveer een eeuw geleden moesten jonge schrijvers zich opnieuw definiëren na een gewelddadige wereldoorlog. De gevestigde literaire stijlen van voordien leken niet langer toereikend om hun desillusies en trauma’s te verwoorden. Nieuwe stijlvormen werden omarmd, en ook het liederlijke leven werd grondig geëxploreerd – velen gingen de verschrikkingen van de oorlog in een roes van drank, drugs en feesten te lijf, liefst ver van huis. Zo ontstond de verloren generatie, een generatie Amerikaanse, en later ook Europese, schrijvers, vaak oorlogsveteranen, die elkaar vonden in het Parijs van de jaren twintig en volop experimenteerden in de literatuur én in het leven.

Hemingway mijmert in Parijs is een feest dat ‘alle generaties wel iets hadden verloren en dat dit altijd zo was geweest en altijd zo zou zijn’. Profetische woorden, zo blijkt, want hoeveel generaties werden later niet als verloren bestempeld? Zo vergelijkt de Amerikaanse schrijfster Rebecca Makkai in Een stralende toekomst de aids-slachtoffers uit de jaren tachtig met de Lost Generation, en het is nog bang afwachten of de post-coronageneratie niet hetzelfde lot zal ondergaan.

Hoe dan ook, na de aanslagen in Parijs in 2015 werd Hemingways Parijs is een feest opnieuw een bestseller, want naast de ontgoocheling wordt de verloren generatie gekenmerkt door een onstuitbare portie vitaliteit en veerkracht. Ze zijn flink gehavend, maar ze geven zich desondanks niet gewonnen – ‘Battered but not lost’, zo schrijft Hemingway aan zijn uitgever Max Perkins. Karakters maakte een lijstje van tien ‘verloren’ klassiekers die een eeuw na datum nog steeds uitblinken.


De debuutroman En de zon gaat op van Ernest Hemingway (Verscheen oorspronkelijk in 1926 en werd later naar het Nederlands vertaald door W.A. Fick-Lugten)

Het is moeilijk kiezen uit het oeuvre van een Nobelprijswinnaar zoals Ernest Hemingway, maar als het over de Lost Generation gaat, lijkt zijn debuutroman En de zon gaat op de perfecte keuze. Steins fameuze citaat over de verloren generatie opent het boek, samen met een citaat uit Prediker, het meest nihilistische aller bijbelboeken, waaruit Hemingway ook zijn titel haalde.

Het verhaal speelt zich af in Parijs en Pamplona in de vroege jaren twintig van de vorige eeuw, waar een groep artistieke expats bekomt van de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog. Het wordt al snel duidelijk dat Hemingways vrienden model stonden voor de personages in deze sleutelroman. De Amerikaan Jake Barnes wordt impotent als gevolg van een verwonding opgelopen aan het Italiaanse front, maar zijn seksuele verlangens blijven intact. Hij wordt verliefd op zijn verpleegster Brett, die ondanks haar wederzijdse liefde toch andere mannen verkiest, liefst in combinatie met drank en drugs. Het verdorven Parijse nachtleven staat in schril contrast met de verheven erecode van de stierengevechten in het Spaanse Pamplona, waar het bonte gezelschap uiteindelijk belandt en waar Brett Jakes jonge vriend, de stierenvechter Romero, schaamteloos verleidt.

Het gevoel van leegte en desillusie na de Eerste Wereldoorlog zit vervat in elke regel van Hemingways minutieus uitgekiende en spaarzame proza van deze debuutroman. Er staat geen letter te veel. Hij vond zijn inspiratie in F. Scott Fitzgeralds De grote Gatsby (1925), maar waar die laatste voornamelijk het geloof in de American dream belichaamt, draait het bij Hemingway rond het failliet van dat geloof. Hij geeft een stem aan een generatie jongvolwassenen wier ooit gekoesterde idealen verwoest werden door een niets en niemand ontziende oorlog.


Teder is de nacht van F. Scott Fitzgerald (Oorspronkelijk verschenen in 1934 en werd vertaald door Henne van der Kooy)

Ernest Hemingway beschreef F. Scott Fitzgerald in Parijs is een feest als een aansteller die niet tegen alcohol kon en vond Teder is de nacht na een eerste lezing niet bijster geweldig, maar hij moest achteraf grif toegeven dat het boek steeds beter werd.

Waar F. Scott Fitzgeralds andere klassieker, De grote Gatsby, zich afspeelde tijdens de woelige jaren twintig, beschrijft Teder is de nacht het morele en psychologische verval van het daaropvolgende decennium. Het boek opent met een glamoureus feest aan de Franse Rivièra, waar Dick en Nicole Diver, een rijk Amerikaans koppel, landgenoten ontvangen op hun luxueuze landgoed. Een van de aanwezigen, het jonge filmsterretje Rosemary Hoyt, valt er voor de charmes van haar gastheer. In een flashback verneemt de lezer hoe Dick en Nicole elkaar leerden kennen: zij, een psychiatrische patiënt, gekweld door schizofrenie en het misbruik van haar vader; hij, een jonge beloftevolle psychiater die haar in zijn armen sluit. Ondanks zijn grote liefde voor Nicole geeft Dick zich jaren later over aan zijn wederzijdse gevoelens voor Rosemary. Wanneer Rosemary echter abrupt een punt zet achter hun affaire, drinkt hij zijn carrière en zijn wankele huwelijk naar de haaien.

Fitzgerald vond Teder is de nacht de beste roman die hij ooit had geschreven. Het is zonder twijfel de meest persoonlijke roman uit zijn oeuvre. Ook Fitzgerald had namelijk een kortstondige relatie met een jonge actrice en een vrouw die werd opgenomen in een psychiatrische inrichting. Ook gaf Fitzgerald zich over aan de drank toen zijn huwelijk in elkaar stuikte. Kortom: Fitzgerald is de beloftevolle Dick, die de fatale beslissing neemt om te trouwen met een geesteszieke vrouw en zich uiteindelijk wentelt in wanhoop en alcohol wanneer hun vooraf verdoemde huwelijk fout loopt. Hij blijft verweesd achter, net zoals de luisteraar in ‘Ode to a Nightingale’ van John Keats, waaruit de poëtische titel van het boek afkomstig is.


Het 433-regels tellende gedicht Het barre land van T.S. Eliot (Oorspronkelijk verschenen in 1922 en later vertaald door Paul Claes)

‘April is de grimmigste maand, hij wekt / Seringen uit het dode land, vermengt / Herinnering en verlangen’. Zo klinken de eerste versregels van Het barre land, een van de beroemdste gedichten uit de twintigste eeuw. Die regels verwoorden al meteen de wanhoop van de verloren generatie. Ook Ernest Hemingway liet zich erdoor inspireren, al verbleven hij en Eliot nooit gelijktijdig in Parijs.

De ziekelijke T.S. Eliot werd in het begin van de jaren twintig opgenomen in een psychiatrische inrichting, wat uiteindelijk culmineerde in dit modernistische maar vooral zeer pessimistische hoogstandje over de teloorgang van de beschaving en de uitzichtloosheid van het bestaan. De titel verwijst naar de Fisher King uit de Graallegende. Die visserskoning is ziek, gewond en oud, en zo lang hij in zo’n ellendige toestand verkeert is ook zijn land dor en onvruchtbaar.

T.S. Eliots vriend en collega-dichter Ezra Pound herleidde dit gedicht van 1000 naar 433 niet-rijmende versregels en verdeelde het in vijf hoofdstukken, elk met een eigen titel. Dat is de enige houvast in deze gefragmenteerde maar toch vloeiende reeks van beelden en referenties naar Richard Wagner, de Bijbel, William Shakespeare, maar ook naar kinderliedjes, Londense straten, herinneringen, obscene soldatenliedjes en veel meer – niet alleen in het Engels, maar ook in het Duits, af en toe zelfs in het Grieks.

Eliot voorzag het gedicht van voetnoten, al zorgen die niet altijd voor verheldering. Zelfs als je alles begrijpt, weet je na een volledige lezing nog altijd niet waarover het eigenlijk gaat. Kortom, je kunt er maanden over lezen en niets wijzer worden, of je kunt het geheel ook gewoon over je heen laten komen en de vrije verzen proberen te proeven.


De autobiografie van Alice B Toklas van Gertrude Stein (Verscheen in 1933 en werd vertaald door Geertje Lammers)

De bedenker van de term Lost Generation kan in dit lijstje uiteraard niet ontbreken. De Amerikaanse auteur Gertrude Stein was de spil waarrond de kunst- en literatuurscene in het naoorlogse Parijs draaide. Grote namen als Pablo Picasso, Henri Matisse, Ernest Hemingway en Ezra Pound waren bij haar kind aan huis.

Alice B Toklas was haar geliefde, die niet graag op de voorgrond trad, totdat Stein haar leven uit de doeken deed in dit non-fictiewerk, plagerig gelabeld als ‘autobiografie’. Toklas was geboren en getogen in San Francisco en studeerde kort in Seattle en Washington. Het hoofdstuk over Toklas’ Parijse jaren geven een inkijk in Steins druk bezochte literaire salon aan Rue de Fleurus.

De autobiografie van Alice B Toklas is Steins meest toegankelijke en bestverkochte boek. Steins andere werken werden vaak als te experimenteel bestempeld, zoals het gedicht ‘Sacred Emily’ (een verwijzing naar Emily Dickinson) waarmee ze het kubisme naar de literatuur wilde halen. Enkel de versregel ‘Rose is a rose is a rose is a rose’ is nog in het algemene geheugen blijven hangen.

Saillant detail: in 1954, na de dood van Stein, gaf Toklas een kookboek uit met zowel recepten als herinneringen. Het beroemdste recept daaruit is een hasjcake, gemaakt met een mengsel van fruit, noten, kruiden en cannabis of marihuana. Een opmerkelijk recept van een opmerkelijke dame! In 1963 gaf Toklas haar eigen – echte – autobiografie uit, What is Remembered (Wat ik mij herinner), die weliswaar abrupt eindigt met de dood van Stein.


Finnegans Wake van James Joyce (Verscheen in delen tussen 1924 en 1939 en werd vertaald door Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet in 2009)

Ook de Ierse schrijver James Joyce verhuisde naar Parijs in 1920. Daar werd zijn Ulysses vanwege een publicatieverbod in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk voor het eerst uitgegeven door Sylvia Beach, die met haar Engelstalige boekhandel Shakespeare & Company meerdere schrijvers financierde. Beach’ memoires uit 1956, getiteld Shakespeare and Company, werpen een interessante blik op die Parijse jaren en haar contacten met Franse en buitenlandse schrijvers, maar dit terzijde.

James Joyce begon in de lichtstad aan zijn laatste roman, Finnegans Wake, die hij pas na 17 jaar voltooide. Zijn typische stijl, die zijn oorsprong vond in Ulysses, bereikte een hoogtepunt in dit huzarenstuk waarin de grenzen van taal worden verlegd. Het boek beschrijft een dag in het leven van Humphrey Chimpden Earwicker, zijn vrouw Anna Livia Plurabelle en hun kinderen, in het Dublin van 1132. Maar het is ook een droom, een hallucinatie, een modernistische mengelmoes, een ontembare stroom van woorden en neologismen, cryptische verwijzingen en woordspelingen in diverse talen, ook in het Nederlands. Zo worden bijvoorbeeld namen van maar liefst tweehonderd rivieren verwerkt in één hoofdstuk. Er bestaan dan ook talloze naslagwerken met woordverklaringen en annotaties bij dit werk. Om die puzzel te ontcijferen hoor je de woorden soms beter dan dat je ze leest. Beluister dus zeker eens deze opname waarbij Joyce zelf voorleest uit het achtste hoofdstuk van Finnegans Wake.

Het vertalersduo Robbert-Jan Henkes & Erik Bindervoet vertaalde dit quasi onvertaalbare werk naar het Nederlands. Henkes vertelt hierover in een interview: ‘Finnegans Wake is zo moeilijk om te lezen, als je daar dan toch aan begint kun je het eigenlijk net zo goed meteen proberen te vertalen. Zijn we zeven jaar mee bezig geweest. We hebben enorme woordenlijsten uit het Bargoens, Vlaams, Zuid-Afrikaans enzovoort aangelegd om het Nederlands net zo rijk te maken als Finnegans Wake in het Engels.’


Nachtwoud van Djuna Barnes (Verscheen in 1936 en werd vertaald door Gerardine Franken)

Nachtwoud van Djuna Barnes is een van de eerste romans waarin homoseksualiteit tussen vrouwen zo expliciet beschreven wordt en het boek werd daarom al snel een lesbische cultklassieker. Barnes streefde echter het universele modernisme van James Joyce en T.S. Eliot na. Autobiografische elementen, met name haar eigen biseksualiteit, vond ze daarbij ballast.

Djuna Barnes was een Amerikaans journalist, illustrator en schrijver, die in de jaren twintig van de vorige eeuw uitweek naar de bruisende Franse hoofdstad. In het decennium daarna voltooide ze haar bekendste roman Nachtwoud, over de androgyne vrouw Robin Vote en alle harten die ze breekt: dat van haar man Felix Volkbein, hun zoon Guido, die een handicap heeft, en de twee vrouwen in haar leven, Nora Flood en Jenny Petherbridge.

Flood wordt beschouwd als alter ego van Barnes, waardoor ook dit boek een sleutelroman wordt over de bohemiens uit het Parijse interbellum. De pseudo-dokter Matthew O’Connor, tevens charlatan en travestiet, is de lijm tussen de verschillende, vaak complexe, narratieven. Hij becommentarieert alle relaties met uitzinnige monologen en haalt de romantiek naar een hoger dramatisch niveau met zijn taalacrobatie en verbale bravoure. Het verhaal draait rond liefde, pijn en jaloezie, maar als alles verloren is, is er altijd nog taal – al is het soms surrealistische wartaal – een laatste restje hoop in bange dagen. Het duurde jaren voordat Barnes een uitgever vond voor haar manuscript. Het is te danken aan T.S. Eliot, die een lovende inleiding schreef en stukken van haar tekst schrapte om het boek volgens hem beter te maken, dat Nachtwoud uiteindelijk gepubliceerd werd.


De enorme zaal van E.E. Cummings (Verscheen in 1922 en werd vertaald door H.J.M. Oltheten)

E.E. Cummings vergaarde bekendheid met zijn experimentele poëzie, maar schreef aan het begin van zijn carrière, toen ook hij in Parijs verbleef, een opmerkelijke autobiografische oorlogsroman: De enorme zaal. Cummings vocht niet aan het front, maar belandde in 1917 vanwege zijn vrijzinnige ideeën als ambulancier in een Franse gevangenis voor verdachte buitenlanders: Ferté-Macé in Noyon.

Uiteraard is deze geheel onterechte opsluiting geen pretje, toch ziet Cummings de absurditeit in van de penibele situatie waarin hij is verzeild, en met veel humor en subtiele zelfspot beschrijft hij zijn avonturen. De jonge intellectueel vermengt daarbij zijn gevatte grappen met de onconventionele grammatica, woordkeus en zelfs typografie die zijn latere literaire werk zouden typeren. In een eigenzinnige stijl, doorspekt met Frans om voor de hand liggende redenen, geeft hij zijn visie op de mens en zijn kleine kantjes tijdens het laatste jaar van de Grote Oorlog.

Cummings was naast dichter en schrijver ook kunstschilder, getuige zijn sterk grafische gedichten. Deze roman voorzag hij van zwart-wittekeningen die hij maakte tijdens zijn verblijf in Ferté-Macé. Toch zijn de vlijmscherpe karakterschetsen van de bonte bende waar hij maanden mee zit opgescheept kleurrijker dan welke tekening dan ook. Dankzij bijnamen als de Zoeloe, de kreeft, de knokkende Jood en de Spaanse souteneur brengt hij de ‘enorme zaal’ aan herinneringen in zijn hoofd tot leven, louter met woorden. Het is een stilistische en humoristische tour de force, die ver weg blijft van de platgetreden paden.


De tetralogie Parade’s End van Ford Madox Ford (Verscheen tussen 1924 en 1928 en werd vertaald door Monique Nederveen en Huub Stegeman)

Ford Madox Ford was een Engels schrijver, criticus, redacteur en uitgever van literaire tijdschriften. Tijdens ettelijke verblijven in Parijs raakte hij bevriend met James Joyce, Ernest Hemingway, Gertrude Stein, Jean Rhys en Ezra Pound, van wie hij regelmatig werk publiceerde. Zo werd hij, naast een productief auteur, ook een belangrijke promotor van het literaire modernisme aan het begin van de vorige eeuw.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog schreef Ford Britse propaganda en nam hij dienst in het Britse leger, waaruit zijn oorlogstetralogie Parade’s End ontsproot. Drie personages staan daarin centraal: de Britse hyperintelligente aristocraat en soldaat Christopher Tietjens, zijn vrouw Sylvia, een op seks beluste societyfiguur die hem wilt ruïneren, en de jonge suffragette Valentine Wallop, op wie Christopher hopeloos verliefd wordt. Deze oorlogsroman draait niet om bloederige slagvelden en loopgraven vol lijken, maar om de psychologische consequenties ervan op de Britse maatschappij en op elk personage afzonderlijk. Ook voor Christopher Tietjens is de oorlog een metaforische reis, waarbij hij zich geleidelijk aan bevrijdt van de starre conventies uit zijn verleden.

In 2013 werd Parade’s End verfilmd in Engeland, Frankrijk en België, waarbij ook enkele Vlaamse acteurs een (bij)rol kregen. Vanwege de verfilming werd deze klassieker eindelijk vertaald naar het Nederlands.

Nog een leuk weetje: Tijdens het schrijven van Parade’s End had Ford zelf een verhouding met Jean Rhys, die hun relatie uit de doeken deed in haar debuutroman Quartet. Ondanks de publiciteit die ze via Ford verkreeg, kreeg Rhys maar weinig erkenning tijdens haar beginjaren. Ze brak pas door bij het brede publiek met haar roman De wijde Sargassozee uit 1966, de zogezegde voorgeschiedenis van Charlotte Brontës Jane Eyre, waarin ze de personages uit deze klassieker in een nieuw daglicht stelt en zo een postkoloniaal en feministisch antwoord geeft op het patriarchale werk van Brontë.


De trilogie U.S.A. van John Dos Passos (Verschenen tussen 1930 en 1936 en de eerste twee delen werden vertaald door Paul Syrier)

De U.S.A.-trilogie, waarin John Dos Passos de hypocrisie en het materialisme van de toenmalige Verenigde Staten aanklaagde, lijkt actueler dan ooit. Passos’ bekendste citaat ‘all right we are two nations’ blijft immers onverminderd gelden in het huidige, sterk verdeelde Amerika.

Na de Eerste Wereldoorlog belandde Passos samen met Ernest Hemingway en F. Scott Fitzgerald in Parijs. Hij was voorbestemd om architect te worden, maar koos uiteindelijk het literaire pad uit maatschappelijke en idealistische overwegingen. Zijn eerste romans, voornamelijk over de zinloosheid van de oorlog, oogstten weinig bijval, maar in U.S.A. kwam zijn literaire meesterschap tot volle wasdom.

Deze ambitieuze trilogie, bestaande uit De 42ste breedtegraad, 1919 en het niet naar het Nederlands vertaalde The Big Money, beslaat de geschiedenis van de Verenigde Staten van 1900 tot 1927. De drie romans vormen een geheel, maar zijn ook los van elkaar te lezen. Vier verschillende vertelprocédés wisselen elkaar af. Allereerst zijn er de eerder traditionele levensverhalen van twaalf doorsnee-Amerikanen, personages van verschillend allooi, die moeizaam hun plaats zoeken in de maatschappij. Daarnaast zijn er ‘Newsreels’ (‘Journalen’) met krantenkoppen, nieuwsberichten, soldatenliedjes, advertenties, redevoeringen… die de actualiteit van Amerika aan het begin van de 20Ste eeuw oproepen in een modernistische collagetechniek. Ten derde zijn er korte, ironische biografieën van beroemde Amerikanen zoals Woodrow Wilson, Edison, Ford en Roosevelt. Tot slot is er het ‘Camera’s Eye’ (‘Oog van de camera’): monologues intérieurs die doorheen de drie boeken de ontwikkeling schetsen van Jack, het alter ego van John Dos Passos.

Na de Tweede Wereldoorlog begon Passos’ literaire reputatie te tanen, vooral omdat de socialistisch geïnspireerde gevoelens uit zijn grote werken niet gesmaakt werden in een land dat in een Koude Oorlog was beland. In Frankrijk bleef hij echter bijval vinden, zeker toen Jean-Paul Sartre hem uitriep tot de ‘grootste schrijver van onze tijd’.


De oorlogsroman Van het westelijk front geen nieuws van Erich Maria Remarque (Verscheen in 1929 en werd vertaald door Annie Salomons en Ronald Jonkers)

Erich Maria Remarque speelde geen grote rol binnen de Lost Generation, maar schreef wel een opmerkelijke bestseller over de oorlog: Van het westelijk front geen nieuws. Het boek werd vertaald naar vijfentwintig talen en werd twee keer verfilmd. Tijdens de jaren dertig verboden de nazi’s het boek en werd Remarque het Duits burgerschap ontnomen.

Het boek beschrijft de oorlogservaringen van de negentienjarige Paul Bäumer en zijn medesoldaten. In oktober 1918 sneuvelt Paul aan het front, op een dag zoals alle andere, niets nieuws te melden. Het lijkt wel een fait-divers: een jongen die sterft, de dagelijkse gang van zaken. Remarque schreef dit boek pas tien jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog als een therapeutische poging om zijn oorlogstrauma, dat ook de kop begon op te steken bij zoveel andere mannen in zijn omgeving, te verwerken.

Ondanks de gruwelijke inhoud blinkt het boek uit in eenvoud: er zijn geen duidelijke plaats- of tijdsaanduidingen, geen grote politieke of historische uitweidingen, de personages maken geen psychologische ontwikkeling door, zelfs een duidelijk plot ontbreekt. Toch is het een dynamisch verhaal, waarin positieve en negatieve gebeurtenissen in elkaar overlopen en schijnbaar losstaande episodes worden verweven in een mooie compositie. De eenvoud maakt het geheel universeel. Remarque gaf de algemene oorlogservaring weer en het gevoel van vervreemding tegenover de persoonlijke thuissituatie dat daarmee gepaard gaat. Zo maakte hij duidelijk hoe de wrede loopgravenoorlog ook het lot van de overlevenden bepaalde. Het was geen pacifistisch pamflet, al vatten vele lezers het zo op. In zijn voorwoord schrijft hij: ‘Dieses Buch soll weder eine Anklage noch ein Bekenntnis sein. Es soll nur den Versuch machen, über eine Generation zu berichten, die vom Kriege zerstört wurde – auch wenn sie seinen Granaten entkam.’ De volmaakte typering van een verloren generatie.


Meer weten over de Lost Generation en haar belangrijkste auteurs?

Ernest Hemingway was de spil van de Lost Generation. Naast zijn debuutroman En de zon gaat op schreef Hemingway in Parijs ook zijn beroemde verhalenbundel Mannen zonder vrouwen en legde hij er de grote basis van Afscheid van de wapenen, zijn belangrijkste roman over de Eerste Wereldoorlog. Benieuwd bij welke auteurs en welke werken Hemingway inspiratie haalde? We publiceerden een overzicht van de zestien romans die iedere jonge schrijver volgens Hemingway gelezen moet hebben.

Voordat James Joyce samen met zijn vrouw Nora Barnacle in 1920 naar Parijs verhuisde, woonde hij, naast een periode in Zürich, ook tien jaar in de Italiaanse stad Triëst. Het is in die stad waar Joyce de basis zal leggen voor zijn Ulysses. Over de tien jaar die Joyce doorbracht in Triëst, schreven we eerder een uitgebreid artikel.

Jean Rhys was een van de belangrijke vrouwen die onderdeel uitmaakten van de Lost Generation. Hoewel Rhys pas veel later bekendheid verwierf, mag haar rol binnen de Lost Generation zeker niet uitgevlakt worden. Over haar leven en werk schreven we een uitgebreid portret.