Dit zijn de boeken waar we dit najaar (2019) naar uitkijken: van de nieuwe roman van Jeroen Brouwers tot heruitgaven van Susan Sontag
Varia door Jochen De Vos
/ Illustratie: Jonathan De Vos
Leestijd:
Drie keer per jaar publiceren we op Karakters een lijst met daarin de boeken waar we het meest naar uitkijken. Van romans, non-fictie en verhalenbundels tot heruitgaven en midprices. In deze editie de meest opvallende boeken die gaan verschijnen van september tot en met januari volgend jaar. Met onder andere de nieuwe, langverwachte roman van Jeroen Brouwers, de gebundelde verhalen van Stefan Zweig en heel wat (heruitgaven van) klassiekers.
Wil je graag op de hoogte blijven van waar Karakters mee bezig is? Vergeet ons dan niet te volgen op Facebook, Instagram of Twitter. Ook kan je je inschrijven voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief. Nieuwsbriefabonnees ontvangen tweewekelijks een mail met de nieuwste artikelen, relevante boekentips en exclusieve winacties.
Onderaan het artikel vind je ook nog een overzicht met eerdere overzichten van boeken waar we naar uitkijken (of intussen uitkeken.) Ook vind je er een aantal andere overzichten terug met onder andere de leukste katten in de literatuur.
Cynan Jones, De wetten van water (Verschijnt in oktober bij Koppernik in een vertaling van Jona Hoek)
Zo goed als alle verhalen van Cynan Jones (1975) komen voort uit het landschap van Wales, waar hij werd geboren en nog steeds woont. Materiële rijkdom is geen prioriteit: Jones woont in een zelfgebouwde blokhut, rijdt in een oude auto, en schrijft zijn boeken met de hand. Deze eenvoud wordt weerspiegeld in zijn bijzondere schrijfstijl. De romans van Jones beslaan allemaal een krappe honderd pagina’s, met veel witruimte. En hoewel ze erg sober zijn, zijn ze volgens velen enorm doeltreffend en krachtig geschreven. Jona Hoek vertaalde De wetten van water alsook het andere werk van Jones. De vertaler werd meermaals genomineerd voor de Europese Literatuurprijs.
Niets anders kunnen we verwachten van zijn nieuwe roman De wetten van water. Het boek beslaat 120 pagina’s en ook nu is het landschap, vanwege de prominente rol van het water, erg aanwezig. In het boek is water namelijk een consumptiegoed geworden. De Watertrein die de stad bedient, loopt daarom steeds meer het risico gesaboteerd te worden. Wanneer bekend wordt dat meer mensen dan aanvankelijk werd gedacht hun huis zullen moeten verlaten door de houw van een IJsdok, gaan demonstranten de straat op en beginnen de levens van verschillende mensen in elkaar te grijpen. Een verpleegster die op het punt staat een affaire te beginnen. Een jongen die een zwerfhond de stad uit volgt. Een vrouw die op sterven ligt. En haar man, een scherpschutter: een man, vervalst door zijn verleden en bang voor de toekomst, die de mogelijkheid van dood afweegt tegen de mogelijkheid van leven.
Julian Barnes, De man in de rode mantel (Verschijnt in november bij Atlas Contact in een vertaling van Ronald Vlek)
Groot, groter, grootst lijkt wel de tendens van dit najaar. Bovenop alle reeds genoemde kleppers, verschijnt ook nog eens de nieuwe roman van Julian Barnes (1946), van wie laatst nog Het enige verhaal (2018) verscheen. In De man in de rode mantel geraakt Julian Barnes gefascineerd door John Singer Sargents schilderij genaamd ‘Dr. Pozzi Thuis’. Wie was deze statige man in de scharlakenrode kamerjas, en hoe kwam het dat hij zich thuis kon laten vereeuwigen door de meest gevraagde portrettist van zijn tijd? Samuel Jean Pozzi was een gerenommeerde gynaecoloog en dokter van de beau monde in Parijs tijdens de Belle Époque, een periode waarin de kunsten hoogtij vierden, en waarin prominente societyfiguren om de minste belediging duelleerden tot er één gewond raakte. Pozzi kon ze als geen ander weer dichtnaaien. Hij schreef ook een standaardwerk over zijn vak. Maar hij was tegelijk kunstliefhebber, verdediger van Dreyfus, fervent reiziger, Anglofiel, vriend van Marcel Proust, dandy, en shopaholic avant la lettre. Een buitengewoon veelzijdige man, en een echte Europeaan. En toch is Pozzi een voetnoot in de geschiedenis gebleven. Barnes dompelt ons onder in de glorieuze Belle Époque en laat ons kennis maken met Dr. Pozzi, zijn gezin, zijn minnaressen; met zijn deels beroemde, vaak excentrieke vriendenkring; met collega’s en patiënten; met de stad Parijs.
Karel Čapek, Hordubal (Verschijnt in oktober bij Wereldbibliotheek in een vertaling van Irma Pieper)
Karel Čapek (1890-1938) was niet alleen samen met Franz Kafka de grondlegger van de moderne Tsjechische literatuur, maar stond ook ver buiten de landgrenzen bekend als een van de belangrijkste vernieuwers in de literatuur. Net als de Britse auteurs Aldous Huxley en George Orwell verwierf Čapek bekendheid met het schrijven van een aantal sciencefictionromans en vond hij in 1920 zelfs het intussen niet weg te denken woord ‘robot’ uit. Maar Čapek was naast schrijver van sciencefiction bovenal een alleskunner. Hij maakte gebruik van talloze schrijfstijlen en genres en deelde zijn ideeën en verhalen in de vorm van theaterstukken, kinderboeken, detectives en romans.
Hoewel Čapek in ons taalgebied op het punt stond vergeten te worden, is zijn werk de laatste jaren weer bezig met een heuse opmars. Nadat eerder Oorlog met salamanders (2016) en Een doodgewoon leven (2017) opnieuw werden uitgegeven en daarnaast zijn kinderboek Dasja dit jaar weer in druk verscheen, volgt met Hordubal een nieuwe cruciale heruitgave in het oeuvre van Čapek.
Hordubal vertelt het verhaal van Juraj Hordubal die terugkeert uit de VS waar hij acht jaar heeft gewerkt in de mijnen. Tijdens de terugreis droomt hij van de blije ontvangst door zijn nietsvermoedende vrouw en dochter – maar het loopt anders. Ze zijn van hem vervreemd en de knecht die inmiddels bij hen woont heeft zich ontpopt als de man des huizes. Juraj probeert zijn vrouw terug te winnen, maar voordat hij zijn doel bereikt heeft, overlijdt hij onder verdachte omstandigheden.
Jeroen Brouwers, Cliënt E. Busken (Verschijnt in oktober bij Atlas Contact)
Een nieuwe roman van Jeroen Brouwers (1940) – hoe lang of kort deze ook mag zijn – is altijd groot nieuws. Brouwers, die volgend jaar 80 wordt, is met zijn gigantische oeuvre misschien wel de grootste nog levende schrijver uit ons taalgebied. En waar we vorig jaar met een portret nog hulde brachten aan Brouwers en luidop hoopten op nieuw werk, kondigt zijn uitgever nu Cliënt E. Busken aan.
De bejaarde E. Busken verblijft tegen zijn wil in de gesloten afdeling van een verzorgingscentrum waar men niet spreekt van patiënten, maar van cliënten. Is hij dement? In ieder geval is hij geïnterneerd om af te kicken van een verscheidenheid aan verslavingen. Hij zegt niets en lijkt ook niets te horen. Roerloos in zijn rolstoel staart hij voor zich uit, terwijl hem inmiddels niets ontgaat van wat er om hem heen plaatsvindt, wat hij inwendig van snerpend commentaar voorziet. Met zijn medebewoners bemoeit hij zich niet, louter in beslag genomen door zijn eigen ongericht door elkaar wentelende gedachten. Deze bewegen zich van verontwaardiging en machteloos verzet tegen zijn situatie via troebele herinneringen naar megalomanie. Hij acht zichzelf een groot wetenschapper, filosoof en schrijver, jammerlijk miskend en misplaatst tussen de andere cliënten. Cliënt E. Busken beschrijft in deze gelijknamige roman een dag uit zijn leven in de instelling, inclusief zijn warrige gedachtenuniversum.
Stefan Zweig, Fantastische nacht en andere verhalen (Verschijnt in november bij Van Oorschot in een vertaling van Ria van Hengel)
Stefan Zweig (1881-1942) kwam uit een welgestelde, niet-religieuze Joodse familie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte hij als oorlogscorrespondent, wat hem een grote afkeer van die oorlog bezorgde. Als geëngageerde intellectueel keerde Zweig zich tegen het nationalisme en bracht hij zijn idee van een geestelijk verenigd Europa naar voren. Dat idee verwerkte Zweig als auteur niet alleen in het autobiografische De wereld van gisteren (1941), maar ook in alle andere korte verhalen en novellen die hij schreef en nu – eindelijk – gebundeld worden uitgegeven. In deze grote bundeling zijn achttien verhalen en novellen opgenomen, waaronder De onzichtbare verzameling, Brandend geheim, Fantastische nacht, Angst, Boekenmendel, Brief van een onbekende en uiteraard zijn wereldberoemde Schaaknovelle.
André Aciman, Vind me (Verschijnt in november bij Ambo|Anthos in een vertaling van Peter Abelsen)
Een andere belangrijke en grote aankondiging, maar dan van een hele andere orde, is de nieuwe roman van de Amerikaanse auteur André Aciman (1951). Vind me is namelijk het langverwachte vervolg op het in 2017 verfilmde en met prijzen overspoelde Noem me bij jouw naam oftewel Call me by your name (2007).
In Vind me keert Aciman terug naar de hoofdpersonen van zijn wereldwijde bestseller, vijftien jaar na die allesbepalende zomer. Elio’s vader Samuel – gescheiden – is op weg naar Rome om een bezoek te brengen aan zijn zoon, die pianist geworden is. In de trein raakt hij in gesprek met Miranda, een jonge fotograaf. Het is een ontmoeting die zijn leven voorgoed zal veranderen. Elio verhuist kort daarop naar Parijs, waar ook hij een intense relatie krijgt, terwijl Oliver – inmiddels professor in de Verenigde Staten en vader van twee volwassen zoons – overweegt terug te keren naar Italië. Naar degene van wie hij nooit afscheid heeft kunnen nemen.
Regisseur Luca Guadagnino bevestigde overigens al dat hij ook Vind me zal verfilmen.
De heruitgaven van het werk van Susan Sontag (Verschijnt in oktober bij De Arbeiderspers)
Naar aanleiding van het verschijnen van de langverwachte biografie van Benjamin Moser over het leven van Susan Sontag, verschijnen er dit najaar een aantal heruitgaven van het werk van de even onbegrepen als gelauwerde schrijfster en filosofe. En dat is een verademing, want het is al sinds 2012 geleden dat er voor het laatst werk van Sontag bij de boekhandel te vinden is. Geheel onbegrijpelijk bovendien, want Susan Sontag (1933-2004) is zonder enige twijfel een van de grootste denkers van de laatste honderd jaar. Ze verwierf een grote bekendheid met haar essays over onder andere kunst, porno, politiek, homoseksualiteit, feminisme, fascisme en communisme. Iets waar Sontag zich overigens niet altijd even geliefd mee maakte. Zo schreef ze na de aanslagen op 11 september in Amerika dat de aanslagen een gevolg waren van Amerikaanse buitenlandse politiek en was ze ontzettend kritisch naar de regering van George W. Bush. Sontag viel verder op door haar genadeloze kritiek op het naoorlogse fotowerk van Leni Riefenstahl. In een van haar essays vergeleek zij Riefensthals aanpak met het schoonheidsideaal van de nazi-ideologie. In totaal schreef Sontag zeventien boeken die vertaald werden in 32 talen. De werken die vanaf oktober weer in de boekhandel liggen, zijn Over fotografie (over de rol van beelden in onze mediacultuur, vertaals door Henny Scheepmaker-Lodewijks), Tegen interpretatie (essays over kunst, film en schrijvers, vetaald door Arjaan van Nimwegen, Koos Mebius, Pé Hawinkels en Thijs van Nimwegen) en Ziekte als metafoor: Aids en zijn metaforen (een uiteenzetting waarin Sontag haarfijn uitlegt waarom in ieder tijdperk een ziekte het symbool wordt van het kwaad, vertaald door A. Daalder-Neukircher en Gerard Grasman).
De klassiekers van Dorothea Tanning, Muriel Spark en Angela Carter die Orlando (opnieuw) gaat uitgeven (Verschijnen verspreid over het najaar)
Naast de dichtbundels van Rupi Kaur en het werk van onder anderen Maryse Condé en Burhan Sönmez, geeft uitgeverij Orlando sinds kort ook klassiekers uit. Wat begon met het boek dat ze op een gegeven moment wel moesten uitgeven, Orlando van Virginia Woolf, is uitgedraaid op een belangrijke pijler in hun fonds.
Dit najaar kunnen we uitkijken naar drie klassiekers. In november verschijnt de enige roman die de Britse kunstenares Dorothea Tanning (1910-2012) ooit schreef: De kloof. Tanning schreef de roman op 94-jarige leeftijd en vertelt daarin het verhaal van Raoul Meridian die enkele gasten heeft uitgenodigd in zijn landhuis, dat hij in de woestijn heeft laten bouwen, waar iedere bezoeker in aanraking komt met zijn persoonlijke hartstochten en intriges. De Kloof werd naar het Nederlands vertaald door Els de Roon Hertoge en Annelies de Hertogh.
Een maand later verschijnt dan weer De beste jaren van juffrouw Brodie van de Schotse auteur Muriel Spark (1918-2006), in een vertaling van W.A.C. Whitlau. Het is Sparks bekendste en belangrijkste roman in een oeuvre dat meer dan twintig romans omhelst. Het boek, dat zich afspeelt op een meisjesschool in Edinburgh, gaat over de verhouding tussen juffrouw Brodie en haar zes uitverkoren leerlingen die ze niet alleen traditionele schoolkennis bijbrengt, maar ook wereldse zaken als liefde, kunst en politiek.
In de eerste week van januari verschijnt de laatste van drie klassiekers: Circusnachten van Angela Carter (1940-1992). Het boek, dat een van de lievelingsboeken was van David Bowie, speelt zich af aan het einde van de negentiende eeuw en vertelt het levensverhaal van de trapeze-artieste Fere. Hoe zij gevonden werd door de hoer Lizzie en opgroeide in een bordeel, hoe haar vleugels groeiden en zij leerde vliegen. Hoe zij de lieveling werd van het publiek in heel Europa, en hoe prinsen en grote kunstenaars haar het hof maakten. Intussen volgen we Fere in het circusleven dat ze leeft en beland je van St. Petersburg in Tokio tot in Londen en Amerika. Circusnachten verschijnt in een vertaling van Leonoor Broeder en Anke ten Doeschate.
Jesse Ball, Het duikersspel (Verschijnt in januari bij Querido in een vertaling van Jan Willem Reitsma)
Na Sinds het zwijgen begon (2015) en het vorig jaar verschenen Census, verschijnt met Het duikersspel begin volgend jaar een nieuwe roman van Jesse Ball (1978) in het Nederlands. En dat is iets om naar uit te kijken, want Ball staat al heel wat jaren geboekstaafd als een van de meest talentvolle schrijvers van zijn generatie. Het prestigieuze literair magazine Granta riep Ball uit tot een van de beste jonge Amerikaanse auteurs van dit moment en The New Yorker omschrijft de stijl van Ball als een kruisbestuiving tussen Kafka en Calvino. Maar boven alles is Ball vooral een heel relevante en kritische schrijver: zijn werk is altijd maatschappelijk en schuurt waar nodig.
Het onderwerp dat Ball met Het duikersspel wil aankaarten, is ons streven naar gelijkheid en rechtvaardigheid en hoe ons dat mogelijk ten gronde kan richten. In Het duikersspel is de wereld verdeeld in twee groepen, de pats en de quads. De pats mogen de quads doden, en dat doen ze ook – ze zetten simpelweg hun gasmasker op en laten het gas zijn vernietigende werk doen.
Het duikersspel beschrijft een maatschappij die ongemakkelijk veel lijkt op de onze, maar waarin gelijkheid en rechtvaardigheid als achterhaalde concepten worden beschouwd. Welke gevolgen heeft een gebrek aan beschaving voor de samenleving, wat betekent het als angst alomtegenwoordig is? Moeten we definitief afscheid nemen van het idee dat compassie een menselijke eigenschap is? Of is er hoop?
Antonio Scurati, M. (Verschijnt in november bij Podium in een vertaling van Jan van der Haar)
Net als vorig jaar kunnen we ook dit jaar niet om de winnaar van de Premio Strega heen. De Premio Strega, die al wordt uitgereikt sinds 1947, is namelijk niet voor niets de meest prestigieuze Italiaanse literatuurprijs. Zowat alle prominenten uit de Italiaanse literatuurgeschiedenis, van Umberto Eco met In de naam van de roos tot Cesare Pavese met De mooie zomer, wonnen de prijs, en ook meer recente laureaten als Sandro Veronesi en Paolo Giordano hebben reeds bewezen een plekje in de literatuurgeschiedenis te verdienen. Kortom: de recentste laureaat wordt door het winnen van de prijs meteen de meest relevante Italiaanse schrijver van het moment.
Maar dat de prijs dit jaar de historische roman M. van Antonio Scurati (1969) gaat, wekt toch iets meer interesse in vergelijking met eerdere winnaars, en dat heeft alles te maken met het hoofdpersonage dat Scurati in M. laat opdraven: Benito Mussolini. Want waarom zou een schrijver als Scurati een lijvige roman – M. is pas het eerste deel van een trilogie – toevoegen aan de vele biografieën die al over deze dictator en fascistenleider geschreven zijn? En dat met het risico dat historici hun neus ophalen voor zo’n vie romancée?
Het eerste deel van Scurati’s trilogie beslaat in ieder geval de eerste zes jaren van het politieke bestaan van Mussolini (1919-1924) waarin hij omschrijft hoe het icoon zich van het socialisme naar het fascisme beweegt, terwijl in Italië de spanningen oplopen: strijdgroepen worden opgericht, demonstraties worden op gewelddadige wijze neergeslagen en politieke listen zijn eerder regel dan uitzondering.
Meer lijstjes en overzichten bekijken?
We publiceerden ook een overzicht met de leukste katten uit de literatuur. Als er één dier is dat de literaire pagina’s niet schuwt, maar zich er arrogant bovenop neervlijt en er parmantig doorheen wandelt, is het wel de kat. Japanse verhalen en katten zijn uiteraard onafscheidelijk, maar ook de Nederlandse literatuur zit er vol mee. In het overzicht onder andere aandacht voor de kat uit Kafka op het strand van Haruki Murakami en de duivelse kater uit De Meester en Margharita van Michail Boelgakov.
Naar aanleiding van het boekenweekthema ‘De moeder, de vrouw’ in 2019 maakten we een overzicht met interessante moederpersonages. In het overzicht onder andere het personage Marie uit Ik kom terug van Adriaan van Dis.
Ben je benieuwd naar de boekenkast van beroemde schrijvers en filmsterren? Ook daarover stelden we al lijstjes op! Duik in Marilyn Monroes boekenkast of ontdek welke romans onmisbaar zijn volgens Ernest Hemingway.
Eerder maakten we natuurlijk ook al overzichten met boeken waar we naar uitkijken om ze te mogen lezen. In ons vorige overzicht hadden we onder meer aandacht voor Koen Peeters, Amos Oz en Dante Alighieri. Over Dante en zijn ‘goddelijke dichterschap’ schreven we overigens een uitgebreid portret.