Leestijd:
Portret: Virginia Woolf
Achtergrond
Virginia Woolf
Brits
25 januari 1882
Londen
28 maart 1941
Lewes
De uitreis, Mevrouw Dalloway, Naar de vuurtoren en Orlando
Je eigen kamer en Hoe lees je een boek?
De kunst van het onopmerkelijke opmerken
Londen in het begin van de twintigste eeuw was een bruisende stad vol vernieuwing: het consumentisme vond uitdrukking in winkelcentra, nieuwe technologieën (zoals de auto en de radio, maar ook oorlogswapens) volgden elkaar in sneltempo op, vrouwen trokken met de vuist in de lucht het straat op in hun campagne voor gelijke rechten… Het moderne tijdperk had nieuwe stemmen nodig die de complexiteit van de tijdsgeest konden verwoorden. Een van die stemmen was Virginia Woolf. Haar credo: ‘niets is gebeurd tot het is opgeschreven.’
Woolf draaide de volumeknop van het drukke stadsleven dicht en wisselde grote gebeurtenissen in voor wat zich binnenin afspeelde. Haarscherp bracht ze de rijke innerlijke gevoelswereld van de moderne mens tot leven in werken zoals Mevrouw Dalloway, Naar de vuurtoren en Orlando. Niets was voor Woolf te triviaal om te verwoorden. Zelfs een vlek op het behangpapier kon de startpunt betekenen van een diepgaande reflectie over religie, natuur en genderrollen. Doorheen haar carrière trok ze zich ook meer en meer het lot van vrouwen aan en schreef de feministische klassieker Je eigen kamer. Nog steeds worden haar romans gelezen en onderwezen en komt haar naam terug op lijsten van de belangrijkste feministische schrijfsters. Haar vermogen om de subjectieve ervaring, de impressies die we als mens krijgen van de wereld via onze zintuigen, om te zetten in ritmisch proza blijft nog steeds verwonderen.
De extreme gevoeligheid die nodig was om dit soort literatuur te schrijven had jammer genoeg ook een keerzijde: Woolf staat gekend om haar wankele mentale gezondheid die leidde tot haar tragische dood. Toch mogen de donkere periodes van haar leven haar hoopvolle persoonlijkheid niet overschaduwen. De hele wereld was voor haar een kunstwerk, zo schreef ze: ‘Er is geen William Shakespeare, er is geen Beethoven; en er is zeker en vast geen God; wij zijn de woorden, wij zijn de muziek, wij zijn het ding zelf.’
Spring naar
De zoektocht naar een eigen kamer: het leven van Adeline Virginia Stephen
Want niets was gewoon één ding: over Woolfs roman Naar de vuurtoren
Van modernistisch schrijfster tot hedendaags feministisch icoon
Illustraties: Emma Allaert
De zoektocht naar een eigen kamer: het leven van Adeline Virginia Stephen
Op 25 januari 1882, achter de gevel van een herenhuis in 22 Hyde Park Gate nabij Kensington Gardens in Londen, ziet Adeline Virginia Stephen het levenslicht. ‘Little ‘Ginia’, zoals ze binnen het gezin liefkozend genoemd werd, zou opgroeien in dit huis, dat ze later in haar autobiografisch werk zou bestempelen als bestaand uit ‘een oneindig aantal vreemd gevormde kamers en gebouwd om niet één maar drie families onder te brengen.’ Inderdaad, het huis bood onderdak aan Woolfs kroostrijke en nieuw samengestelde familie. Ze was de dochter van Julia Stephen (geboren als Julia Jackson), filantrope en tevens oogverblindend prerafaëlitisch model, en Leslie Stephen, het toonbeeld van een Victoriaanse intellectueel die zich voornamelijk bezighield met het schrijven van biografieën (hij is vandaag nog steeds bekend voor zijn werk als redacteur voor de omvangrijke Dictionary of National Biography.) Ondanks het aanzienlijke leeftijdsverschil (Julia was 32 en Leslie 46) trouwden de twee in 1878, nadat ze beiden hun voorgaande partners verloren hadden. Samen kregen ze vier kinderen: Vanessa, Thoby, Adeline (aka Virginia) en Adrian. Zowel Julia en Leslie hadden echter ook nog kinderen uit hun vorig huwelijk. Julia was eerder getrouwd met Herbert Duckworth en had drie kinderen met hem: George, Stella en Gerald. Leslie aan de andere kant had maar één kind vanuit zijn vorig huwelijk namelijk Laura, een onrustig meisje dat leed aan een ontwikkelingsstoornis en uiteindelijk geïnstitutionaliseerd werd. Als iedereen thuis was wanneer het gezin zijn maximumcapaciteit bereikt had, waren er dus niet minder dan tien mensen aanwezig in 22 Hyde Park Gate.
Het is niet onbelangrijk dat Virginia Woolf opgroeide in het midden van zo’n drukte. Ze uitte vaak haar frustratie over het gebrek aan privacy in Hyde Park Gate. Ze bracht er immers het merendeel van haar kindertijd door, aangezien het aan het einde van de negentiende eeuw nog steeds traditie was om de meisjes van welgestelde gezinnen thuis op te voeden. Woolf werd opgevoed naar de opvatting van de vrouw als ‘engel in het huis’, het dominante beeld van vrouwelijkheid in het Victoriaanse tijdperk. Idealiter waren vrouwen dienstbare, berustende metgezellen die aan het haardvuur wachtten op hun echtgenoten terwijl ze de opvoeding van de kinderen en andere huishoudelijke taken op zich namen. De belangrijkste plaats in het huis was dan ook de theetafel. Alsof het nog niet hectisch genoeg was, nodigden Woolfs moeder en vader vaak gerenommeerde personen uit de Londense kleinburgerlijke samenleving uit voor een kopje thee en vertrouwden hierbij op Woolf en haar zussen om deel te nemen in ‘polite conversation’. Bijgevolg voelde Woolf zich dus niet enkel gevangen in het drukke ouderlijke huis zelf maar ook in de ideologie dat het huis met zich meebracht. Dat is een idee dat later vaak terug zou komen in haar werk, onder meer in haar bekende feministische essay Een kamer voor jezelf, waarbij het vrouwelijke hoofdpersonage zonder mannelijke chaperon de universiteitsbibliotheek niet mag betreden. Wanneer ze later gedesillusioneerd naar huis wandelde, dacht ze echter hoe ‘onaangenaam het is buitengesloten te worden, maar ook hoe het misschien erger was om opgesloten te worden.’
De Victoriaanse verwachtingen van vrouwen stonden haaks op Woolfs onverzadigbare leergierigheid, haar avontuurlijke en kritische geest en haar verlangen om niet alleen te lezen maar ook zelf te schrijven. In tegenstelling tot haar broers die hun passies konden najagen aan Cambridge of Oxford, werd Woolf thuis onderwezen in onder andere Grieks en Latijn door een lerares genaamd Miss Case. Haar privélessen vulde ze aan door gulzig te lezen in de boeken die ze vond op de planken van de bibliotheek van haar vader, helemaal bovenaan het huis. Gaandeweg ondervond Woolf een breuk in haar persoonlijkheid die zich weerspiegelde in de twee delen van haar kamer: aan de ene kant stond haar bureautafel met daarop haar Grieks, Latijn en eigen schrijfsels en aan de andere kant een grote spiegel waarvoor ze zich opmaakte voor de avonden waarop ze als pronkstuk van te familie tentoongesteld werd in de Londen ‘high society’. De spiegel kreeg ze bovendien van haar 14 jaar oudere stiefbroer George, waarover Woolf schreef dat hij laat op de avond haar kamer betrad en haar tegen haar wil betastte. Zelfs haar slaapkamer was dus niet volledig de hare. Gelukkig vond ze een bondgenoot in haar even rebelse zus Vanessa, die net als Woolf artistieke dromen koesterde, maar dan specifiek in de schilderkunst. Ook vond Woolf tederheid in de relatie met haar moeder en haar oudste zus Stella, maar haar relatie met haar autoritaire tot zelfs tirannieke vader was stroef. De dood van haar moeder in 1895, kort gevolgd door Stella’s overlijden twee jaar later, had dan ook een diepgaande invloed op de kleine Virginia en resulteerde in haar eerste zenuwzinking. Woolf zou heel haar leven lang geplaagd blijven door zulke periodes van zwaar mentaal lijden.
‘Schrijven voor Woolf is duiken naar de parels die woorden zijn; het is onder het oppervlakte gaan; je laten meebewegen door de stroming.’
In het jaar dat Woolfs moeder stierf, verkocht haar vader ook hun buitenverblijf Talland House in St. Ives, een kuststadje in Cornwall. In tegenstelling tot het monotone leven in London waren de zomervakanties in St. Ives voor Woolf gevuld met avontuur, ontdekking en plezier. Samen met haar broers en zussen genoot ze van de uitgestrekte tuin van het huis en van de nabijheid van de zee. Later zou ze in een autobiografisch essay genaamd ‘A Sketch of the Past’ schrijven dat haar vroegste en meest belangrijke herinnering hier plaats had gevonden: toen ze in het warme licht dat filterde door het gordijn van de kinderkamer lag te luisteren naar het breken van de golven. Het belang van St. Ives en meer bepaald van Woolfs ervaring van de zee voor haar literaire werk is niet te overschatten. Woolf grijpt dan ook vaak terug naar watermetaforen, meestal om een goede vergelijking te vinden voor de activiteit van het schrijven zelf – de meest expliciete verwijzing vinden we terug in Golven (1931), Woolfs meest experimentele roman. Schrijven voor Woolf is duiken naar de parels die woorden zijn; het is onder het oppervlakte gaan; je laten meebewegen door de stroming. Dat duiken naar parels was een bezigheid die Woolf heel serieus nam. Ze was erg kritisch voor zichzelf en reviseerde haar teksten talloze keren tot ze perfect waren, op het obsessieve af. Vaak was de activiteit van het schrijven zo veeleisend, het mentale proces zo intens, dat ze na het voltooien van een bepaald werk vaak terugviel in een depressie. Dan had ze onder andere waanbeelden, hoorde ze stemmen en probeerde ze zelfs meerdere keren haar leven te beëindigen.
Na haar jeugd laverend tussen Hyde Park Gate en Talland House te hebben doorgebracht en na het overlijden van haar vader in 1904, verhuisde Woolf uiteindelijk samen met de Stephen kinderen (Vanessa, Thoby en Adrian) naar 46 Gordon Square in de Londense buurt genaamd Bloomsbury. Thoby nodigde vaak zijn Cambridge vrienden uit en door de wekelijkse meetings ontstond een kring intellectuelen en kunstenaars die nog steeds gekend staat onder de naam de Bloomsburygroep. Tot de groep behoorden naast Woolf, Vanessa en Thoby zelf, onder anderen ook de kunstcriticus Clive Bell (met wie Vanessa later zou trouwen), schrijvers Lytton Strachey en E.M. Forster, econoom John Maynard Keynes, en de kunstenaar Roger Fry. De nieuwe omgeving was een verademing voor Virginia die met de groep in gesprek kon gaan over onder meer seksualiteit en seksuele geaardheid, onderwerpen die elders als ongepast beschouwd werden voor vrouwen. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat de Bloomsburygroep door tijdgenoten vaak gezien werd als een door seks geobsedeerde groep losbandige mannen en vrouwen. Zoals vaak in Woolfs leven werd deze periode van relatief geluk en intellectuele en seksuele ontluiking gevolgd door een tragische gebeurtenis: dit keer het verlies van haar geliefde broer Thoby die in 1906 overleed aan tyfuskoorts. Kort nadien trouwde Vanessa met Clive Bell en waren Virginia en Adrian genoodzaakt een ander verblijf te zoeken. Ze verhuisden eerst naar Fitzroy Square en later naar Brunswick Square waar onder andere Leonard Woolf, ook een kennis van Thoby, bij hen zou intrekken. Nadat ze hem duidelijk gemaakt had dat haar schrijverschap voor haar altijd de eerste plaats zou bekleden, trouwde Virginia met Leonard Woolf in 1912.
‘Woolf zelf bleef haar volledige leven een pacifistische houding innemen en stond erop dat wederkerig begrip en dialoog tussen mensen de beste manier was om vooruitgang te boeken.’
Hoewel ze al sinds jongs af aan verhalen en andere korte stukken schreef en werkte als literaire criticus voor verschillende publicaties waaronder The Guardian, National Review en The Times Literary Supplement, begint Woolf pas in Fitzroy Square te werken aan een groter werk: haar eerste roman De uitreis, die gepubliceerd zou worden in 1915. Na de publicatie ging het weer slechter met Woolfs mentale gezondheid en ondernam ze een nieuwe zelfmoordpoging. Haar toestand bleef enkele jaren wankel, merendeels door de gebeurtenissen van de Eerste Wereldoorlog en de vreselijke verhalen die van het front terugkwamen. Woolf zelf bleef haar volledige leven een pacifistische houding innemen en stond erop dat wederkerig begrip en dialoog tussen mensen de beste manier was om vooruitgang te boeken en een nieuwe oorlog te vermijden. Tijdens die woelige eerste jaren van hun huwelijk week Leonard niet van Woolfs zijde en samen verhuisden ze verschillende keren binnen Londen. In 1917 vestigden ze zich in Hogarth House, waar ze een drukpers midden in de woonkamer plaatsten en zo hun eigen uitgeverij, de Hogarth Press, begonnen. Nog in datzelfde jaar publiceerden ze onder andere Woolfs kortverhaal ‘The Mark on the Wall’. Met de Hogarth Press wouden Leonard en Virginia voornamelijk werk publiceren met onconventionele standpunten dat nog niet gekend was bij het grotere Britse publiek. Ook Woolfs romans zouden allemaal uitgegeven worden door de Hogarth Press, vaak met prachtige covers en soms ook illustraties ontworpen door haar zus en ondertussen volleerd kunstenaar Vanessa Bell.
Na de Eerste Wereldoorlog, gedurende de jaren twintig, bracht Woolf de romans uit die haar eeuwige roem verworven hebben: Mevrouw Dalloway (1925), Naar de vuurtoren (1928) en Orlando (1929). Het zijn allemaal voorbeelden van haar ingenieus gebruik van de stream of consciousness, een modernistische literaire stijl waarbij de focus niet zozeer ligt op de gebeurtenissen die het plot drijven, maar wel op de innerlijke toestand, overpeinzingen en ontwikkelingen van de personages. Ook in 1929 werd Een kamer voor jezelf gepubliceerd, een lang essay waarin Woolf onder meer de voorwaarden bekijkt die nodig zijn voor vrouwen om romans te kunnen schrijven. De jaren twintig waren dus productieve jaren voor Woolf en daar had schrijfster Vita Sackville-West, aan wie ze Orlando expliciet opdraagt, iets mee te maken. Woolf komt voor het eerst in contact met Vita in 1922 via een bijeenkomst van enkele leden van de Bloomsburygroep. Ze had er nooit een geheim van gemaakt – onder andere via verschillende affaires – dat ze meer hield van vrouwen dan mannen en dan voornamelijk van oudere vrouwen, ook al wou ze zichzelf niet definiëren als een ‘sapphist’, het woord voor lesbienne dat gangbaar was aan het einde van de negentiende eeuw. De vrouwen startten midden de jaren twintig een seksuele relatie, waarvan de passie in de loop der jaren zou afnemen maar die desalniettemin zou uitmonden in een warme levenslange vriendschap. Orlando kan beschouwd worden als een liefdesbrief aan Vita, maar Woolf en Vita wisselden echter ook ‘echte’ liefdesbrieven uit en deze werden onlangs gebundeld in de uitgave Love Letters: Virginia Woolf & Vita Sackville-West, voorlopig enkel nog maar in het Engels te lezen.
De jaren dertig werden grotendeels overschaduwd door de eerste voortekenen van de Tweede Wereldoorlog, des te meer omdat Leonard Woolf van joodse afkomst was. De Hogarth Press bleef echter operatief in Londen en Leonard en Virginia wisselden af tussen de grootstad en hun buitenverblijf in het rurale Sussex, genaamd Monk’s House. Dat buitenverblijf hadden ze gekocht aan het begin van hun huwelijk en had dezelfde rol in Woolfs leven als Talland House in St. Ives tijdens haar jeugd. Nu behoort Monk’s House tot het Engelse National Trust en staat het open voor publiek. Je kan er Woolfs schrijfkamer betreden waar de collectie Shakespeare werken nog staat die ze zelf met de hand heeft ingebonden. Deze ruimte was wat ze in gedachten had in haar essay Een kamer voor jezelf. Na het voltooien van De jaren in 1936 ging het mentaal weer erg slecht met Woolf en nadat hun huis in London en dus ook de Hogarth Press gebombardeerd werd tijdens de Blitz, besloot Woolf permanent in het huis in het Engelse platteland te verblijven. Na de afronding van haar laatste werk Between the Acts in 1941, werd ze uitermate angstig over de nieuwe oorlog en de vliegtuigen die dagelijks over Monk’s House vlogen en bereikte Woolf een nieuw dieptepunt. Op 28 maart 1941 liet ze een briefje achter in het huis, wandelde naar de nabijgelegen rivier de Ouse, vulde de zakken van haar kledij met stenen, stapte in het water en ontnam zichzelf het leven. Op het einde van haar zelfmoordbrief gericht aan haar levenspartner Leonard staat te lezen: ‘Ik denk niet dat twee mensen gelukkiger konden zijn dan wij zijn geweest.’
Bestel haar romans en essays via de onafhankelijke boekhandel Buchbar en steun de werking van Karakters
Bezoek
Want niets was gewoon één ding: over Woolfs roman Naar de vuurtoren
In Naar de vuurtoren, gepubliceerd door de Hogarth Press in 1927, toont Virginia Woolf zich meester van de literaire techniek genaamd stream of consciousness, die vaak gebruikt werd door modernistische schrijvers zoals Marcel Proust en James Joyce. In tegenstelling tot zogenaamde ‘plot gedreven’ romans, waarbij specifieke gebeurtenissen het verhaal vooruit stuwen en de lezer nieuwsgierig maken naar het volgende grote evenement, zijn modernistische romans eerder ‘personage gedreven’, de nadruk ligt er namelijk op de rijke innerlijke gevoelswereld van de protagonisten. In andere woorden, het zijn werken waarin op de oppervlakte bekeken er heel erg weinig ‘gebeurt’. De schat van modernistische romans bevindt zich namelijk onder de oppervlakte, in de hoofden van ieder van de personages en in hun gevoelens, gedachten, herinneringen, dromen en frustraties… De lezer krijgt toegang tot dit perspectief via de stream of consciousness-techniek. Tijdens het lezen van een werk zoals Naar de vuurtoren kom je in een stroom terecht en glijd je naadloos van de gevoelswereld van het ene personage naar de overpeinzingen van een ander – soms zelfs middenin eenzelfde zin. Aangezien een alwetend perspectief volledig afwezig is, wordt de enige informatie die je als lezer krijgt gefilterd door de ogen van de personages in het verhaal. Hieruit volgt dat een totaalbeeld altijd net buiten handbereik blijft. Door dit formeel experiment worden de romans van Woolf – en modernistische literatuur in het algemeen – vaak als zwaarwichtig en moeilijk leesbaar beschouwd, maar volgens haar was deze techniek dé manier op de complexe realiteit van het moderne tijdperk (gekenmerkt door ingrijpende veranderingen op het vlak van onder andere technologie, oorlogsvoering, consumentisme en gezinsleven) zo getrouw mogelijk weer te geven.
Wat achtergrondinformatie bij auteur en werk kan de lezer echter al een heel stuk op weg helpen. Naar de vuurtoren is een ideale introductie tot Woolf in dat opzicht. Niet alleen heeft ze tegen het midden van de jaren twintig een volledig eigen variatie van de stream of consciousness ontwikkeld, ook is het haar meest autobiografische roman en volstaat zelfs een beknopte kennis van Woolfs leven om de tekst enigszins te kunnen appreciëren. Woolf zelf benadrukte dat het schrijven van Naar de vuurtoren van onschatbare waarde was voor haar persoonlijke groei. Het verlies van haar moeder op 13-jarige leeftijd sloeg in als een mokerslag en betekende het begin van een opeenvolging van zenuwinzinkingen en depressies. Woolf werd naar eigen zeggen nagejaagd door een spookbeeld van haar moeder. Pas toen ze Naar de vuurtoren afgewerkt had kon ze die angstwekkende herinnering eindelijk te rusten leggen. Het is dus niet verwonderlijk dat Woolf in haar roman een familie onder de loep neemt die even goed het gezin had kunnen zijn waarin ze zelf was opgegroeid. In Naar de vuurtoren kijken we binnen in de gedachtewereld van de leden van de familie Ramsay en hun gasten tijdens hun verblijven in hun villa aan zee in het Schotse Isle of Skye. Enkel de geografische setting alleen al roept echo’s op van Woolfs eigen kindertijd en de vakanties in Talland House in St. Ives waaraan ze warme herinneringen koesterde. Meneer en Mevrouw Ramsay – zoals doorheen de volledige roman naar hen verwezend wordt – hebben bovendien een kroostrijk gezin van acht kinderen. Het is altijd druk in hun zomerhuis, des te meer omdat Mevrouw Ramsay vaak graag meer gasten uitnodigt dan er bedden zijn in het huis.
In haar karakteristieke stijl begint Woolf de roman in medias res, want het lijkt alsof mevrouw Ramsay antwoordt op een vraag die haar eerder werd gesteld: ‘“Yes, of course, it’s fine tomorrow,” said Mrs Ramsay.’ In die eerste korte zin schuilt al zoveel van Mevrouw Ramsay’s karakter. Ze wil haar zoontje James geruststellen en een conflict vermijden door te zeggen dat de zeiltocht naar de vuurtoren waar hij zo naar uitkeek morgen waarschijnlijk kan doorgaan. Woolf beschrijft Mevrouw Ramsay’s gedachten terwijl ze naar haar zoontje kijkt die naast haar zorgvuldig foto’s uit een magazine aan het knippen is. Daarna beroept ze zich voor de tweede maal op de directe rede: ‘“But,” said his father, stopping in front of the drawing-room window, “it won’t be fine.”’ Volgens meneer Ramsay zal de volgende dag de wind niet gunstig zijn om tot bij de vuurtoren te zeilen. Hij vindt het beter de botte waarheid te vertellen om zo wat weerstand te kweken in zijn zoontje, een eigenschap die hij later meer dan nodig zal hebben in de harde wereld. James wordt woedend door zijn vaders onverschilligheid en de sarcastische glimlach op zijn lippen. Die initiële scene werpt een blik op de persoonlijkheden van Meneer en Mevrouw Ramsay zoals Woolf ze doorheen de roman zal uitwerken. Mevrouw Ramsay, zoals haar eigen moeder Julia, is een prachtige dame van middelbare leeftijd, de perfecte gastvrouw en zorgdragende moeder en echtgenote die haar tijd vult met liefdadigheidsprojecten. Haar welwillendheid staat in scherp contrast met Meneer Ramsay, die, net zoals Woolfs eigen vader Leslie, een autoritaire, onverschillige man is, geobsedeerd met zijn eigen succes en altijd op het randje van een woede-uitbarsting balanceert.
Woolfs eigen stem krijgt uitdrukking in het personage van Lilly Briscoe, een kunstenares die te gast is bij de Ramsays. Net zoals Woolf is Lilly erg kritisch voor zichzelf, twijfelt ze aan haar eigen kunde en lijdt ze onder haar perfectionisme. Het mannelijke intellectuele gezelschap dat haar omringt doet haar enkel meer twijfelen aan zichzelf. Verlamd door een uitspraak van een andere gast – ‘women can’t write, women can’t paint’ – slaagt Lilly er niet in het schilderij waaraan ze werkt tijdens haar verblijf bij de Ramsays af te werken. Schilderen is Lilly’s manier van betekenis geven; door de schilderen kan ze elementen die op het eerste zich onafhankelijk lijken bij elkaar brengen en ‘de waarheid’ ontdekken. Elk personage in Naar de vuurtoren onderneemt zo’n zoektocht naar betekenis op zijn of haar eigen manier. Meneer Ramsay probeert het als filosoof en intellectueel. Zijn grootste zorg is dat hij ‘nooit voorbij de letter Q is geraakt’ en dus nooit de waarheid zal ontdekken die achter de letter Z verschuilt ligt. Dat is een duidelijke verwijzing naar Woolfs vader Leslie Stephen die als redacteur werkte voor de Dictionary of National Biography, een alfabetische lijst van de belangrijkste personen in de Britse geschiedenis. Mevrouw Ramsay verheft dan weer de rol van gastvrouw tot een kunstvorm. Het eerste en langste deel van de roman, ‘The Window’, culmineert in een diner met de gasten dat zij zorgvuldig orkestreert. Terwijl ze aan het hoofd van de tafel zit, omschrijft ze een kom fruit als een schilderij waar ze heel het diner over waakt, tot een hand zich uitstrekt om een peer te nemen en het tableau verpest.
Het eerste deel van de roman eindigt zonder dat er naar de vuurtoren gegaan wordt. Na het diner gaat het licht uit en in het donker van de nacht begint het tweede deel genaamd ‘Time Passes’, een korte stukje midden in het boek dat slechts twintig pagina’s telt. Sommigen omschrijven Naar de vuurtoren daardoor in ruimtelijke termen: het bestaat uit twee kamers van ongelijke grootte verbonden met elkaar door een smalle gang. In die gang wordt tijd op een andere manier ervaren en komt het verhaal in een stroomversnelling terecht. Woolf beschrijft gedetailleerd hoe het buitenverblijf leeg komt te staan tijdens de Eerste Wereldoorlog. De seizoenen wisselen af, het zand en de zeelucht dringen het huis binnen dat zo steeds meer in verval komt. Woolfs omschrijving van de deterioratie van het huis aan zee wordt afgewisseld met korte stukjes tekst tussen vierkante haakjes die vaak slaan op ingrijpende gebeurtenissen in het leven van de personages die we in het eerste deel leerden kennen. Een voorbeeld: ‘Mr Ramsay, stumbling along a passage one dark morning, stretched his arms out, but Mrs Ramsay having died rather suddenly the night before, his arms, though stretched out, remained empty.’ Terloops, letterlijk tussen haakjes, komt de lezer te weten dat Mevrouw Ramsay tijdens de oorlogsjaren plots overleed. De traumatische gebeurtenissen staan – ook typografisch – los van het verhaal, ze kunnen niet geïntegreerd worden en zweven zo rond terwijl ‘de tijd voorbijgaat’. Op dezelfde manier wordt vermeld dat een van de dochters van het gezin, Prue, stierf aan een ziekte gelinkt aan de geboorte van haar kind en dat een van de zonen, Andrew, samen met een groep jonge mannen aan het Franse front het leven laat.
In het derde en laatste deel van de roman, ‘The Lighthouse’, keren onder andere Meneer Ramsay en Lilly Briscoe terug naar het huis in de Isle of Skye. In tegenstelling tot hun vorig verblijf, vindt de boottocht naar de vuurtoren deze keer wel plaats. Samen met zijn dochter Cam en zijn zoon James, die al sinds kinds af aan deze trip wou ondernemen, en vergezeld door een visser en zijn zoon, vat Meneer Ramsay de zeereis aan. Er hangt en gespannen sfeer in de boot en naarmate de vuurtoren dichterbij komt en de banale details van het bouwwerk duidelijker zichtbaar worden vraagt James zich af: ‘so that was the Lighthouse, was it?’ In plaats van gedesillusioneerd te zijn besluit hij echter: ‘No, the other was also the Lighthouse. For nothing was simply one thing. The other Lighthouse was true to.’ De ‘andere vuurtoren’, die hij als kind in de verte zag vanaf de kust en droomde ooit te bereiken was ook ‘echt’. Dat ‘niets gewoon één ding is’ is wat Woolf ook met haar literaire stijl probeert aan te tonen door dezelfde gebeurtenissen door te ogen van een bonte verzameling personages te bekijken die er vaak een ander en soms zelfs conflicterend perspectief op nahouden. Van achter haar schildersezel in de hellende tuin van het huis ziet Lilly Briscoe de zeilboot uit zicht verdwijnen. Met een plotse intensiteit zet ze de laatste penseelstreek op haar doek en slaagt erin het schilderij dat ze zoveel jaren eerder begonnen was af te werken. Uiteindelijk is het dus Lilly Briscoe – en niet Meneer Ramsay met zijn filosoferen noch Mevrouw Ramsay met haar sociale gave, die erin slaagt de verschillende elementen betekenisvol samen te brengen in één werk. De laatste woorden van Naar de vuurtoren komen uit de gedachtestroom van Lilly, maar ze zouden net zo goed door Woolf uitgesproken kunnen zijn bij het neerleggen van haar pen: ‘I have had my vision.’
Van modernistisch schrijfster tot hedendaags feministisch icoon
Een aantal recente publicaties in het domein van de populaire literatuur, zoals What would Virginia Woolf do? of Virginia Woolf: Quotes from a Feminist Icon, wijzen erop dat Virginia Woolf vandaag nog steeds herinnerd en gevierd wordt. Bovendien tonen ze aan dat sinds haar overlijden zo’n tachtig jaar geleden de aandacht voor haar modernistisch werk gaandeweg plaatsgemaakt heeft voor een interesse in haar feministische inzichten. Woolf zelf zou waarschijnlijk verbaasd zijn om het imperium van merchandise dat uit haar herinnering is opgetrokken: van minimalistische portretten op Etsy tot tote bags en koffiemokken bedrukt met de covers van haar boeken (voornamelijk Een kamer van jezelf doet het goed in dit opzicht). Hoe komt het dat een schrijfster van experimentele werken met een notoire moeilijkheidsgraad vandaag nog steeds deel uitmaakt van de literaire mainstream? Meer nog, hoe komt het dat Woolf tijdens haar leven – en zelfs tot tientallen jaren na haar dood – enkel gezien werd als een auteur van introverte modernistische werken en vandaag terugkomt in vrijwel alle lijsten met de belangrijkste feministische schrijfsters? We duiken samen in de geschiedenis van de westerse vrouwenbeweging om Woolfs opmars als pionier van het feminisme te begrijpen.
Woolfs meest geliefkoosde metafoor, die van de golf, gebruiken we ook om de verschillende periodes van het feminisme te omschrijven: zonder duidelijk begin of einde stromen ideeën voort met – soms tegenstrijdige – nieuwe inzichten. De eerste feministische golf culmineerde in de periode tussen 1850 en de jaren 1910 en was vooral actief in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Hoog op de agenda stond het behalen van gelijke rechten, voornamelijk gelijk recht op arbeid en onderwijs tussen mannen en vrouwen. Ook belangrijk was het behalen van het stemrecht of suffrage. Korrelige zwart-wit foto’s van suffragettes die borden met de slogan ‘votes for women’ in de lucht houden maken deel uit van het collectief geheugen. De tweede golf start in de jaren 1960 en eindigt in de jaren 1980. Dan zetten de feministen hun schouders niet meer onder het idee van gelijkheid maar wel dat van verschil: er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen, op basis waarvan gediscrimineerd wordt onder andere op sociaal en economisch vlak. Vrouwen mochten dan wel naar de universiteit gaan en een beroep uitoefenen, ze werden nog steeds minder betaald en niet serieus genomen. Voor verschillen tussen vrouwen zelf was er dan weer minder aandacht. De sisterhood moest als een homogene massa de vuist opsteken naar het patriarchaat in hun strijd naar bevrijding en emancipatie. De derde golf, die aanvat in de jaren 1990, eist dan ook intersectioneel feminisme: er wordt gewezen op de tekortkomingen van de vorige generaties en opgeroepen om attent te zijn voor de diversiteit tussen vrouwen. In tegenstelling tot de eerder focus op de witte, heteroseksuele vrouw uit de middenklasse, werd er in die golf ook licht geworpen op de noden van vrouwen van kleur, arme vrouwen en vrouwen met een andere genderidentiteit of seksuele geaardheid.
‘Haar herontdekking als feministisch schrijver gebeurde pas tijdens de tweede feministische golf toen de feministische literaire kritiek zich ontwikkelde als academische discipline.’
Woolf leefde zelf tijdens de eerste feministische golf en maakte de strijd en overwinningen van de suffragettes van dichtbij mee. Het einde van de negentiende eeuw was een tumultueuze periode waarin de vooruitzichten van vrouwen eindelijk begonnen te veranderen: de campagne voor stemrecht, die in de jaren 1870 zich tot een nationale beweging ontwikkelde, wierp in 1918 haar vruchten af. Toen mochten vrouwen ouder dan 30 in Engeland (onder bepaalde voorwaarden) eindelijk naar de stembus. Kort daarna, in 1920, mochten vrouwen hun diploma behalen aan Oxford. Dat waren veranderingen die Woolf enthousiast onthaalde, nadat ze zelf zo lang gebukt ging onder de ideologie van haar tirannieke vader die niet minder duldde dan een strikte naleving van de Victoriaanse genderrollen. Hoewel Woolf zelf niet op de barricaden stond, verzette ze zich sterk tegen het ideaalbeeld van de onderdanige ‘engel in het huis’ waar haar vader haar naar wou opvoeden. Woolf zag de strijd van haar en haar zus Vanessa tegen de eisen van haar ouderwets ingestelde vader en broers ook als een sociale strijd. Haar herontdekking als feministisch schrijver gebeurde pas tijdens de tweede feministische golf toen de feministische literaire kritiek zich ontwikkelde als academische discipline. Een belangrijke term was ‘recuperatie’: academici wouden een stem geven aan getalenteerde vrouwen uit de geschiedenis wiens werk en leven in de vergetelheid geraakt waren. De gerecupereerde stemmen werden verzameld in onder andere literatuur anthologieën en waarmee een specifiek vrouwelijke literaire traditie probeerde uit te kerven. In hun zoektocht stuitten ze op Virginia Woolf en zien dat in haar werk heel wat politieke thema’s worden aangekaart die niet alleen goed aansluiten bij het activisme van de eerste golf maar ook reeds ontwikkelingen van de tweede golf voorspiegelen. Ze labelen Woolf bijgevolg als een ‘proto-feministe’.
De tweede feministische golf werpt ook een volledig nieuw licht op Woolfs fictioneel schrijven. In tegenstelling tot veel mannelijke auteurs uit haar tijd legde Woolf zich erop toe op in haar werk niet het epische of heroïsche maar het alledaagse en het huiselijke zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Zo speelt Naar de vuurtoren zich bijna volledig af in de domestische setting van het buitenverblijf van de familie Ramsay. Bovendien is de plot-gedreven actie in het boek zeer schaars en de activiteiten die wel plaats vinden lijken eerder banaal, zoals het breien van een sok of het organiseren van een diner. De tragische gebeurtenissen – zoals de heroïsche dood van de zoon Andrew aan het front – die normaliter het onderwerp zijn van Literatuur met een grote ‘L’ – zet Woolf bewust en letterlijk tussen haakjes. In haar essay ‘Women and Fiction’ legt ze uit hoe vrouwelijke auteurs vaak op kritiek stuiten, omdat ze in hun literatuur juist focussen op acties en gevoelens die voor mannen triviaal lijken. Meer nog, ze zegt dat mannen dat meningsverschil niet gewoon kunnen aanvaarden, maar de vrouwelijke visie afschilderen als zwak en sentimenteel om de superioriteit van hun eigen standpunt te bevestigen. Woolfs aandacht voor de details van het alledaagse en de subtiele veranderingen in gemoedstoestand werd gaandeweg niet meer gezien als louter haar eigen variatie van de stream of consciousness, maar ook als een feministische daad van verzet tegen patriarchale opvattingen over Literatuur. Die ‘dubbele moraal’ vinden we jammer genoeg vandaag ook nog terug. In haar tekst ‘On Being a Woman Writer’ schrijft Margaret Atwood: ‘When a man writes about doing the dishes it’s called realism, when a woman writers about doing the dishes it’s the result of an unfortunate genetic limitation.’
Feministische literaire critici herinterpreteerden niet alleen Woolfs fictionele oeuvre, ze vestigden ook hun aandacht op de politieke aspecten van haar werk en maakten zo het essay Je eigen kamer tot een feministische klassieker. Woolf baseerde haar essay van boekformaat op een lezing die ze gaf over het onderwerp ‘vrouwen en fictie’ aan de vrouwenafdelingen van de universiteit van Cambridge in 1928. Naast de lezing incorporeerde ze ook het eerder vernoemde essay ‘Women and Fiction’. Ook dan begint Woolf de tekst in medias res: ‘But, you may say, we asked you to speak about women and fiction – what, has that got to do with a room of one’s own?’ Het lijkt alsof de spreker hier al een kritiek anticipeert: wat heeft een eigen kamer te maken met vrouwen die fictie schrijven? Ze zal in haar essay aantonen dat vrouwen twee dingen nodig hebben als ze fictie willen schrijven: geld en een eigen kamer. Volgens Woolf leidde de financiële en materiële afhankelijkheid van vrouwen ertoe dat ze niet enkel onderdanig werden aan hun echtgenoot maar ook zijn ego streelden. Ze vergelijkt vrouwen met magische spiegels die hun echtgenoot groter tonen dan hij in werkelijkheid is. Dat idee komt later onder andere terug bij een van de meest bekende figuren van de tweede feministische golf, namelijk Simone de Beauvoir. Zij argumenteerde dat vrouwen door de omstandigheden waarin ze leefden ook zichzelf beschouwen als ‘object’, en zo de functie bleven innemen van ‘de ander’ die bestaat in functie van de man. Woolfs aanhoudende nadruk op materiële omstandigheden was niet zonder risico. Om het stemrecht te behalen wouden de suffragettes immers juist aantonen dat vrouwen ook in staat waren tot contemplatie en abstract redeneren. Om dat te bereiken verzetten ze zich fel tegen de traditionele associatie tussen vrouwen en het lichamelijke en het materiële.
In een vaak geciteerde passage uit Je eigen kamer, beeldt Woolf zich in dat Shakespeare een even geniale zus had, Judith Shakespeare. Ze vraagt zich af hoe het Judtih zou vergaan zijn. Het imaginaire leven dat Woolf schetst eindigt grimmig: Judith wordt gek omdat ze de kans niet krijgt haar gaven te onwikkelen en sterft een tragische en eenzame dood. Judith Shakespeare wordt het symbool van vrouwen die het pad vrijgemaakt hebben voor schrijvers zoals Woolf. Zij schrijven echter niet in een vacuüm, maar bouwen verder op de oppofferingen van vrouwen voor hen. De protagonist van Je eigen kamer, leest de werken van de vrouwen die voor haar gingen: Aphra Ben, Jane Austen, de zussen Brontë, George Elliot… Hiermee voorspiegelt ze de inspanningen van de literaire academici van de tweede golf om vrouwenstemmen de recupereren en te incorporeren in een literair-historisch overzicht. Al lezend komt Woolf tot de conclusie dat vrouwelijke auteurs een andere schrijfstijl hebben dan mannelijke. Meer nog, ze vindt de vrouwelijke stijl inferieur. Dit omdat vrouwen nooit het privilege van een eigen financiële en materiële bezittingen gekend hebben die volgens haar nodig zijn het schrijverschap tot een goed einde te brengen. Door een fundamenteel onderscheid te maken tussen ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’ schrijven was Woolf onderhevig aan dezelfde kritiek die op de eerste en tweede golf in het algemeen gericht werd, namelijk essentialisme: het idee dat er zoiets is als een vrouwelijke of mannelijk ‘essentie’. Inderdaad, het is belangrijk om Woolfs status als feministisch icoon te nuanceren. Ze behoorde tot wat vandaag het witte feminisme of ‘white feminism’ genoemd wordt. Die feministen focusten op de worstelingen van witte vrouwen, maar hadden vaak geen aandacht hadden voor de onderdrukking van vrouwen van kleur of vrouwen die op andere manieren gemarginaliseerd werden.
Naar het einde van het essay toe, gaat de protagonist van Je eigen kamer voor een raam staan en kijkt naar het Londense stadsleven dat zich beneden voltrekt. De tijd lijkt te vertragen en alsof ze gestuwd werden door een mysterieuze kracht komen er een vrouw en een man elkaar tegemoet op het stuk voetpad onder het raam en stappen samen in een taxi die hen wegvoert. De verteller realiseert zich dat in het beste geval auteurs – net zoals de taxi – zowel vrouwelijke als mannelijke elementen bezitten. Het idee dat het dus niet echt mogelijk is een wezenlijk onderscheid te maken tussen het mannelijke en het vrouwelijke spreekt echter haar eerdere essentialistische claims tegen. Toch is er een manier waarop we Woolfs contradictorische uitspraken met elkaar kunnen verzoenen: de tijden van de superieure mannelijke en de inferieure vrouwelijke schrijfstijl zijn voorbij, vanaf nu draait het om het androgyne. De productieve mengeling van het mannelijke en vrouwelijke is hét doel dat fictieschrijvers in de toekomst moeten nastreven. Het is tijd om de archaïsche separatie van de geslachten die zo centraal stond in het Victoriaanse tijdperk te rusten te leggen en vanaf nu fictie te schrijven die eer doet aan zowel de vrouwelijke als mannelijke elementen in het brein van de auteur. Woolf concludeert:
‘The normal and comfortable state of being is that when the two live in harmony together, spiritually co-operating (…) It is when this fusion takes place that the mind is fully fertilized and uses all its faculties. Perhaps a mind that is purely masculine cannot create, any more than a mind that is purely feminine.’
Meer lezen en weten over Virginia Woolf?
Wie het liefst uitgebreid leest over Virginia Woolf kan best zijn Engelse taalkennis van onder het stof halen en de voeten onder tafel schuiven met Hermione Lee’s 912-pagina’s tellende biografie. Voor een meer beknopte introductie kan je terecht bij Alexandra Harris haar Virginia Woolf: Een schrijversleven, vertaald door Catalien Paassen en uitgegeven bij Hollands Diep.
Één mensenleven volstaat niet om de overweldigende verzameling aan romans, essays, brieven, reviews en dagboeken te lezen die Virginia Woolf heeft nagelaten. Haar drie meest bekende romans zijn doorgaans makkelijk in het Nederlands te verkrijgen. De meest recente edities zijn: Naar de vuurtoren vertaald door Jo Fiedeldij Dop bij Astoria Uitgeverij, Mevrouw Dalloway vertaald door Boukje Verheij bij Athenaeum en Orlando vertaald door Katelijne Damen bij Uitgeverij Orlando. Alle boeken zijn aan te kopen via Buchbar waarmee je de werking van Karakters steunt.
Haar baanbrekend feministisch essay Een kamer voor jezelf werd deze decembermaand opnieuw uitgegeven door Davidsfonds in de vertaling door Ivo Verheyen onder de lichtjes aangepaste titel Je eigen kamer. Verder is er ook nog de indrukwekkende essayverzameling Hoe lees je een boek? En andere essays over literatuur, uitgegeven door Bijleveld Uitgeverij.
Kan je niet genoeg krijgen van modernistische literatuur in het algemeen? Neem dan zeker een kijkje op de website van Karakters waar artikels gepubliceerd werden over Marcel Proust en James Joyce.
Hier kan je een geanimeerde versie bekijken van de enige opname van Woolfs stem die de tand des tijds overleefd heeft. Tijdens de opname die dateert van 29 april 1937 horen we Woolf een stuk voorlezen haar essay ‘Craftmanship‘ uit de bundel Death of the Moth and Other Essays.
Verder is er ook de film The Hours, een adaptatie van het gelijknamig boek door Michael Cunningham, waar een onherkenbare Nicole Kidman de rol van Virginia Woolf op zich neemt. De film traceert de invloed van de roman Mevrouw Dalloway op het leven van drie vrouwen uit verschillende generaties.
Ook Virginia Woolf haar roman Orlando werd succesvol verfilmd. In 1992 verscheen de door Sally Potter geregisseerde adaptatie van de roman met Tilda Swinton in de hoofdrol van Orlando. De trailer van de film is hier te bekijken.
Wie echt ondergedompeld wil worden in Woolfs wereld kan via deze site een bezoek aan Monk’s House inplannen, het buitenverblijf van Leonard en Virginia Woolf in het idyllische platteland van de Engelse streek Sussex. Je kan er de tuin bezoeken en ook het huis met Woolf schrijfkamer. Vanaf 24 april 2022 is het huis terug open voor het publiek, maar vooraf boeken is verplicht.
En dan nog dit: Who’s Afraid of Virginia Woolf is een toneelstuk geschreven door Edward Albee dat voor het eerst opgevoerd werd in 1962, maar gaat helemaal niet over Virginia Woolf. De titel zelf komt in het toneelstuk voor en is dit is de enige keer dat haar naam vermeld wordt, als ‘intellectuele woordspeling’ gebaseerd op het kinderrijmpje ‘who’s afraid of the big bad wolf?’