Portret: Nagieb Mahfoez
Achtergrond
‘Verrassend westers’ en ‘toegankelijk’
Bij veel lezers gaat er niet direct een belletje rinkelen als de naam Nagieb Mahfoez valt, al klingelt er waarschijnlijk al iets meer dan in 1988, wanneer de schrijver schijnbaar uit het niets wordt onderscheiden met de Nobelprijs. Zoals de Volkskrant het typerend opschrijft tijdens een kleine vertaalwoede die daarop volgt: ‘Ieder krantenartikel, radioprogramma of televisiedocumentaire over de Egyptische schrijver Nagieb Mahfoez begint met de even obligate als onvermijdelijke constatering dat tot vorig jaar oktober, toen hem de Nobelprijs voor literatuur werd toegekend, vrijwel niemand in West-Europa ooit van hem had gehoord. Bij dezen dus.’
Het juryrapport geeft een mooi inzicht in het werk van Mahfoez, de enige Arabischtalige schrijver die sinds de eerste uitreiking in 1901 is bekroond met dit Zweedse eerbewijs: ‘Uw rijke en complexe werk nodigt ons uit om de fundamentele dingen in het leven te overdenken. Thema’s als de aard van tijd en liefde, samenleving en normen, kennis en geloof komen in verschillende situaties terug en worden op uitdagende en duidelijk gedurfde manieren gepresenteerd. Rijk aan nuance, soms helder-realistisch, soms suggestief dubbelzinnig. In de prijsvermelding wordt u gecrediteerd voor de vorming van een Arabische vertelkunst die van toepassing is op de hele mensheid.’
Al is zijn werk sindsdien in wat meer westerse boekenkasten te vinden, op dit stukje van de planeet is Nagieb Mahfoez nog altijd een outsider. Dat is doorgaans ook de toon in de artikelen die over de schrijver verschijnen, waarin vooral naar voren komt hoe ‘verrassend westers’ en ‘toegankelijk’ zijn werk is. Tegelijkertijd is het een oeuvre dat inzicht geeft in oosterse denkwijzen en de lezer naar een andere wereld meevoert. En wel die van Egypte, de duizenden jaren oude smeltkroes die Afrika en het Midden-Oosten aan elkaar plakt. Het land waar Mahfoez door het leven gaat als ‘het geweten van de natie’. Bijna een eeuw lang leeft Mahfoez in dit roerige gewest, waar hij in rivieren vol inspiratie baadt door alleen maar zijn oren en ogen open te houden als hij de straat opgaat. Of zoals Trouw in 1988 het pakkend samenvat: ‘De Egyptische samenleving biedt stof genoeg voor een literatuur waarbij de klassieke Russische zou verbleken.’