Portret: Hugo Raes
Achtergrond
De vergeten grote schrijver uit de Nederlandstalige letteren
Gerard Reve, Willem Frederik Hermans, Harry Mulisch, Hugo Claus en Louis Paul Boon. De Grote Drie Nederlandse schrijvers en de Grote Twee Vlaamse zijn een certitude als er gesproken wordt over de belangrijkste schrijvers uit de Lage Landen. Maar sla een zichzelf respecterende literatuurgeschiedenis open, en er staat steevast nog een naam in dat rijtje: Hugo Raes.
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was Hugo Raes een belangrijke literaire stem, die met zijn vernieuwende romans en fantastische verhalen een frisse wind door de Nederlandstalige letteren liet waaien. In plaats van de platgetreden paden te betreden, begaf Hugo zich graag op onbekend terrein: hij schreef fragmentarische, door herinneringen en gedachtespinsels vertroebelde teksten die door lezers en critici gesmaakt werden. In zijn literatuur zocht hij graag de grenzen op, altijd naar iets nieuw en baldadig. Hij introduceerde literaire sciencefiction in Vlaanderen en schreef graag erotisch. Tot zijn vriendenkring behoorden internationale auteurs als Jerzy Kosinski en Anaïs Nin en in zijn woonkamer stond een beeldhouwwerkje van Günter Grass.
Toch klinken De vadsige koningen, Bankroet van een charmeur en Het smarán niet zo bekend in de oren als Het verdriet van België, De Kapellekensbaan en De aanslag. En dat is jammer, want Hugo Raes’ literatuur is nog altijd steengoed en relevant. Laat dit portret een pleidooi zijn om zijn werk ter hand te nemen, te beginnen met De vadsige koningen (1961), dat door onze uitgeverij in een nieuw jasje werd gestoken.