De breedsprakige dame: lees een column van de Ierse schrijfster Maeve Brennan uit The New Yorker over haar leven in ‘The City That Never Sleeps’
Podium door Maeve Brennan
/ Illustratie: Harmke Antonissen
Leestijd:
De Ierse Maeve Brennan (1917-1993) verwierf haar bekendheid naast het schrijven van kortverhalen voornamelijk met haar werk als journaliste. Nadat ze in 1934 naar New York verhuist, bouwt Brennan haar carrière verder uit en treedt ze in 1949 toe tot de staf van het prestigieuze tijdschrift The New Yorker. Een grote selectie van de artikelen die ze voor The New Yorker schreef worden nu gebundeld in De breedsprakige dame.
De meeste bijdragen die Maeve Brennan voor The New Yorker heeft geschreven, zijn secure observaties zoals zij ooit New York heeft beleefd. Enkele decennia later vormen haar columns zo een gedetailleerd en scherpzinnig tijdsdocument uit de jaren zestig en zeventig van de Amerikaanse grootstad. Brennan slaagt er in haar columns namelijk in om ieder mens, dier, gebouw, elke straat tot in detail fijnzinnig en raak weer te geven. Zo schreef ze columns over een ontmoeting van een vader en zijn dertienjarige zoon midden op Broadway, maar schreef ze tegelijkertijd over de afbraak van het oude New York.
In de column die wij publiceren, schrijft Brennan over een jongeman die een meisje probeert te overhalen met hem te dineren en over hoe sneeuw ook een stad als New York weet te veranderen.
Naast De breedsprakige dame, verschenen in het Nederlands ook nog Dublin (2006), De twaalfjarige bruiloft (2017) en de novelle Een bezoek (2018). In tegenstelling tot haar columns, spelen haar verhalen zich veelal af in haar geboorteland Ierland.
Een jongeman met een menu
Aan het eind van de middag stond ik bij Longchamps aan Twelfth Street en Fifth Avenue te kijken naar een jongeman die een meisje aan het overhalen was om met hem te dineren door haar aan de telefoon het menu voor te lezen. Hij stond in de glazen telefooncel bij het enorme raam aan de straat en las haar hier en daar iets uit het menu voor en suggereerde dingen om te eten, en van tijd tot tijd zweeg hij en luisterde naar wat de stem aan het andere eind van de telefoon zei. De stem had heel wat meer te zeggen dan hij, en iedere keer nadat hij een poosje had geluisterd, staarde hij niet meer voor zich uit, maar hief hij het menu vlak voor zich op, alsof het een haak was waarmee ze teruggetrokken kon worden naar het onderwerp waar hij het over wilde hebben. Hij wilde samen met haar eten.
Buiten sneeuwde het, een gestaag dwarrelen van bescheiden sneeuwvlokjes die een grijs dons vormden zodra ze het trottoir raakten. Af en toe raasde een snerpende, felle wind over de avenue vanuit het noorden en blies een golf sneeuwvlokken weg in de richting van Washington Square, en dan leek het hele uitzicht op te zwellen en zag het er wit en gevaarlijk uit. Het werd donker. Aan de overkant van de straat vormden de zware stenen van het massieve gebouw, waar de Macmillan Company placht te huizen, een sombere achtergrond voor het helse spektakel, en de boekwinkel ernaast, Dauber & Pine, had al zijn lichten aan, maar zag toch kans om een in schaduwen gehuld, mysterieus interieur te suggereren, waardoor het precies het beeld opriep van een oude boekwinkel gezien in het schemerdonker van een winterse dag, een winterse dag in de lente, zoals nu. De enorme glasplaat die dit dramatische zicht op Fifth Avenue mogelijk maakt is in feite een schuifwand die met goed weer opengeduwd kan worden om het restaurant en het café aan het trottoir met elkaar te verbinden. Het is een constructie waardoor de hele voorkant van het restaurant aan Fifth Avenue een toneeldecor wordt.
Vanavond was Longchamps heel rustig en warm en bijna verlaten, afgesloten van al het woeste en luidruchtige gedoe buiten. De jongeman die het menu aan de telefoon voorlas was nog niet verschenen toen ik aankwam. Er was bijna niemand aan de eindeloos lange bar, die er eenzaam uitzag; er zaten maar een paar mensen wat te drinken of te eten; er waren voornamelijk lege tafels in de ruime, comfortabele zaal; en de achterzaal, die zelfs nog groter is, was net zo kalm. Een paar jaar geleden hebben ze de plafonds verlaagd in dit filiaal van Longchamps en er zijn nog een heel stel veranderingen aangebracht waardoor ieder spoor van de vreemde, spelonkachtige, romantische atmosfeer die deze lokaliteit altijd had werd uitgebannen, maar de zaal aan de voorkant is gespaard gebleven voor zo’n volledig conventionele sfeer door de inrichting van het café aan het trottoir. Er ligt groen tapijt in het café en er is een lage muur met het uiterlijk van verschoten roze, koraalkleurig marmer en met een miniatuurheg van groene buxus langs de bovenkant, zodat de mensen die buiten zitten in de zomer half verborgen blijven voor de voorbijgangers, en het hele jaar kunnen wij in het restaurant van de voorbijgangers alleen zien wat er boven de heg uit komt: het bovenste deel van lichamen, hun schouders en hoofden. De luifel van het café, aan de binnenkant bedrukt met roze appelbloesem, strekt zich naar beneden uit tot krap een meter van de bovenkant van de kleine haag, zodat het uitzicht op de Avenue, vanavond woest en besneeuwd, aan de bovenkant wordt afgesneden door appelbloesem, en aan de onderkant door de puntige groene buxus, waardoor de achtergrond nog dramatischer wordt.
Vanavond, nu het duister invalt en alles buiten heen en weer slingert, lijkt het alsof dat stukje Fifth Avenue opgesteld is als het startpunt van een bijzonder interessante film. Elk moment zou de filmster in zicht kunnen komen, langs de heg lopend samen met de andere mensen die voortworstelen daar buiten, maar hij zou zich losmaken van de menigte en door de opening in de heg lopen en zijn weg verder vervolgen door de draaideur. We zouden maar een glimp van hem opvangen over de bovenkant van de heg en hem dan vaag zien door de glazen panelen van de deur, maar daarna zou hij het restaurant binnenstappen, beslist om zich heen kijken, en zorgen dat zijn persoon goed bekeken kon worden voordat hij recht op de bar toeliep of recht op een bepaalde tafel. Hij zou een regenjas dragen. Het zou een spionagefilm zijn, misschien met een moord en zeker met een achtervolging. Al die lege tafeltjes zouden prima hindernissen zijn en er waren net genoeg klanten om angst, afgrijzen, vreugde, enzovoort uit te drukken. En alle kelners en serveersters stonden op hun post in vol ornaat. In vol ornaat betekent voor de serveersters van deze Longchamps een blauw en grijs gestreept tenue – een totaal onjuiste dracht, onflatteus voor de meisjes en deprimerend voor de klanten, maar wel zo dat deze zich zou kunnen lenen tot allerlei lugubere effecten in de ogen van een fantasierijke cameraman, hoewel je maar weinig fantasie nodig hebt om deze strepen te koppelen aan misdaad en straf. Bijna elk restaurant biedt een goede locatie voor de openingsscène van een film over spionnen, maar Longchamps aan Twelfth Street en Fifth Avenue is de aangewezen plaats voor episodes vol intriges en achtervolgingen, omdat het achtergedeelte van het restaurant – het uiteinde van de achterzaal – ondanks alle vernieuwingen die hier zijn aangebracht nog altijd tot in het oneindige lijkt door te lopen. En aan de overkant van de avenue bevinden zich de spookachtige boekhandel, de somber grijze voorkant van het gebouw van de uitgevers en de oude presbyteriaanse kerk met zijn tuinen en traliewerk. De afgestompte architectuur waaraan we allemaal gewend raken heeft onze manier van kijken onscherp gemaakt en zal zorgen dat we genezen van onze gewoonte om de stad waarin we leven nauwlettend te bekijken, maar dit deel van Fifth Avenue biedt ons nog steeds de mogelijkheid om te dromen dat er levensruimte is om hier en daar op een menselijke manier rond te lopen, weg van de ongeïnspireerde paden.
Op het heggetje buiten had zich heel wat sneeuw verzameld, toen de jongeman die zoveel tijd zou doorbrengen in de glazen telefooncel weer in zicht kwam, precies zoals de ster van de film opgekomen zou zijn, met eerst zijn hoofd en schouders boven de heg uit en daarna in zijn volle lengte, maar onscherp door de glazen panelen van de draaideur en dan was hij binnen, gelukkig nog steeds rechtop, want hij was zo iemand die morrelt en klungelt met draaideuren in plaats van zich er stevig tegenaan te duwen. Hij droeg een ruime, gekreukte regenjas die openhing, zodat de Schots geruite voering te zien was. Hij was mollig en niet erg lang, en hij had een dikke bos steil, fijn, zandkleurig haar behalve boven op zijn hoofd, waar het heel dun was, eigenlijk bijna geheel afwezig. Hij was ongeveer vijfentwintig of misschien zevenentwintig, met blauwe ogen en aardige trekken – een rechte, kleine neus en een ernstige mond. Toen hij het restaurant binnenkwam, drukte zijn gezicht uit dat hij ergens speciaal op lette – één ding – en dat de rest hem koud liet. Hij kwam zeker niet van ver, omdat hij heel weinig besneeuwd was. Onder zijn arm knelde hij een bundel Londense Observers, die opengeslagen en nonchalant weer opgevouwen waren, zodat ze er een beetje opgezwollen uitzagen alsof ze elk moment zouden kunnen gaan rijzen als een soufflé. Hij keek niet om zich heen, aarzelde niet, maar sprak zenuwachtig het eerste het beste gezicht aan – dat van de garderobejuffrouw, die naar hem keek over de halve deur van haar hokje, waar de muur achter haar vanavond leeg was, geen klanten en dus geen jassen. De juffrouw antwoordde met een knikje naar de glazen telefooncel, en hij liep er snel naartoe, ging er binnen en sloot de deur. Hij had zijn munt klaar in zijn hand, en hij draaide meteen een nummer en begon te spreken terwijl hij de telefoon net zo zenuwachtig vasthield als toen hij tegen de garderobejuffrouw sprak. Hij glimlachte helemaal nooit. Even later, toen hij haar aan de telefoon had overgehaald, glimlachte hij niet. Zijn hele gedrag was ernstig en methodisch – niet alsof hij van nature methodisch was maar alsof hij het besluit had genomen dat hij vanavond geen enkele misstap zou begaan. De situatie was zo belangrijk voor hem dat hij zichzelf niet meer was. Hij was geheel ondergedompeld in dit belangrijke telefoongesprek. Hij sprak een minuut aan de telefoon en opende toen de deur en stapte de cel uit, en toen hij de telefooncel weer binnenstapte hield hij het omvangrijke menu van Longchamps in zijn linkerhand en nam de telefoon in zijn rechterhand. De woelige Observers hield hij in bedwang met zijn rechterelleboog. En hij had ook nog munten die hij met overleg moest hanteren. Hij gebruikte nog drie munten voordat de conversatie eindigde.
De jongeman nam geen enkel risico, en hij zou het noodlot niet tarten door een van zijn lasten los te laten; hij zou ze allemaal vasthouden als een man die in het spitsuur in de ondergrondse staat. Hij las haar voor uit alle secties van het menu. Ik had mijn eigen menu, zodat ik precies kon nagaan waar hij was: bij Vis, en bij Desserts, en bij Kerriegerechten en Specialiteiten en bij Salades, enzovoort. Hij las de rij Geroosterde Gerechten in zijn geheel voor en iets daarvan kan het pleit voor haar beslecht hebben, waardoor ze verder zweeg, want aan dit alles kwam plotseling een einde. Hij hing de telefoon op en kwam uit de telefooncel en liep naar de bar, die aan de noordzijde van de zaal is en eindeloos lang lijkt, wel meer dan een paar kilometer, nu hij vanavond zo verlaten was.
De jongeman legde zijn Observers op een kruk dicht bij het eind aan het raam, en toen draaide hij zich om en legde zijn menu beleefd op het dichtstbijzijnde lege tafeltje. Hij trok zijn regenjas uit en vouwde hem op om de kranten in bedwang te houden. En ten slotte stond hij stil en keek om zich heen en trok de knoop van zijn das aan, die al veel te strak en te nauw zat. Toen hij zijn regenjas uitgedaan had, kon je zien dat hij niet mollig maar eerder slobberig was. Zijn marineblauwe pak zat ruim en was bijna net zo verkreukeld als zijn regenjas, en hij droeg een wit overhemd met een stijf boordje, dat tamelijk ver om zijn nek omhoogreikte. De das liet zichzelf losjes gaan van onder de minuscule knoop en fladderde in helderrode en oranje strepen omlaag tot onder zijn broeksband. Bij het overzien van het restaurant keek hij kalm, en toen hij ging zitten keerde hij de kruk zijwaarts naar de bar en staarde minzaam naar de zaal. De meeste mensen die alleen aan die bar zitten keren zich opzij, omdat er niets te zien is achter de bar behalve een lege muur met in het midden een torenhoge kast van evangelische oorsprong die eruitziet alsof hij iets met muziek te maken zou kunnen hebben. De jongeman legde zijn handen op zijn dijen en zat daar uit te rusten. Hij was zich niet aan het ontspannen. Hij was iets veel ouderwetsers aan het doen: hij rustte gewoon uit. De barkeeper bracht hem een flesje bier en een hoog glas en nadat de jongeman een slok bier had genomen, pakte hij een bakje met pinda’s dat op de bar stond en schudde wat pinda’s in zijn rechterhand. Toen rustte hij verder uit, terwijl hij met zijn linkerhand pinda’s uit zijn rechterhand nam, en keek rond in het restaurant.
Ik moest weg en haalde bij de garderobejuffrouw mijn paraplu op toen er iemand door de draaideur binnenkwam, en ik draaide me om en keek. Ze droeg een rode jas met een rode capuchon eraan vast, en ze deed de capuchon niet af, zodat ik zelfs de kleur van haar haar niet kon zien. De jongeman was opgestaan en keek naar haar, en zijn gezicht droeg dezelfde uitdrukking als toen hij binnenkwam: hij keek strak naar iets en was onverschillig ten opzichte van al het andere.
Ik liep naar buiten. Het trottoir was echt gevaarlijk en gleed weg onder mij en ieder ander, en de hoge nieuwe flatgebouwen die de Washington Arch in het niet doen verzinken, leken te huiveren in hun fonkelende huid. Die gebouwen stralen een prachtig leiachtig licht uit op natte avonden. Dat is hun enige moment van schoonheid. Er woei nu een bitterkoude wind, misschien omdat het opgehouden was met sneeuwen, en ik deed er bijna een kwartier langer over dan gewoonlijk om naar huis te lopen.
Meer lezen en weten over Maeve Brennan?
De vaste vertaalster van het werk van Maeve Brennan is Rosalien van Witsen. Zij vertaalde dus niet alleen De breedsprakige dame maar ook alle andere boeken van Brennan die in het Nederlands zijn verschenen. Naast De breedsprakige dame, verschenen eerder Dublin (2006), De twaalfjarige bruiloft (2017) en de novelle Een bezoek (2018). In tegenstelling tot haar columns, spelen haar verhalen zich veelal af in haar geboorteland Ierland. Het werk van Maeve Brennan wordt daarnaast vaak vergeleken met dat van Jean Rhys.
Naar aanleiding van het verschijnen van Een bezoek in 2018 verscheen er op de website van VPRO Boeken een mooi inhoudelijk artikel over het leven van Brennan. Een soortgelijk portret over Brennan kan je ook vinden op de website van The Irish Times – inclusief een aantal weergaloze foto’s van Brennan.
Als je meer columns van Maeve Brennan uit The New Yorker wil lezen, raden we je natuurlijk aan om De breedsprakige dame te lezen. Een selectie van haar columns staat ook online op de website van The New Yorker.
Maeve Brennan behoorde tijdens de beste jaren van haar leven tot de absolute jetset van New York en zou zelfs als rechtstreeks rolmodel hebben gefungeerd voor de twaalf jaar jongere Audrey Hepburn. Het hele verhaal verscheen bij Irish Central.