Zoek binnen Karakters
Present

Zolobet

350% tot 1500 EUR + 150 FS

NU SPELEN

Tegen totalitarisme: lees exclusief het essay ‘Wells, Hitler en de wereldregering’ van George Orwell

Iedereen kent George Orwell als de auteur van de dystopische klassieker 1984 en de minstens even bekende fabel Animal farm, ook wel vertaald als De boerderij der dieren, maar daar doe je de Britse auteur toch flink tekort mee. Orwell schreef naast zijn klassiekers namelijk ook meer dan verdienstelijke romans als De jaren in Birma en De domineesdochter alsook heel wat essays over politiek en literatuur die hij publiceerde in diverse kranten en tijdschriften.

George Orwell is het pseudoniem van Eric Arthur Blair en wordt geboren in de Indiaanse stad Motihari op 25 juni 1903, waar zijn vader op dat moment werkzaam is. Opgroeien doet Orwell echter in het Verenigd Koninkrijk, waar hij als tiener naar het Eton College wordt gestuurd. Omdat zijn familie geen universiteit voor hem kan betalen, vervoegt hij zich in 1922 bij de Indian Imperial Service in Birma. Hij dient daar als overheidsfunctionaris in Katha en Moulmein. Wanneer Orwell in 1927 met verlof terugkeert naar Engeland, neemt hij ontslag uit de koloniale dienst, en richt hij zich zo goed als volledig op zijn schrijverschap, om te beginnen in Parijs.

Zijn carrière als freelance journalist wil daar echter nooit echt van de grond komen waardoor Orwell in armoede leeft en zwoegt in hotelkeukens om te overleven. Terug in Londen deelt hij noodgedwongen het lot van dakloze zwervers. Wat een ellendige periode is voor Orwell, groeit echter uit tot een literair project over mensen die leven aan de zelfkant. Hoewel hij enige tijd later de donkere periode achter zich kan laten en het financieel ook beter lukt, begeeft hij zich verder in die wereld om het beter te leren kennen. De maatschappij keek neer op de armen, de bordenwassers en de bedelaars, maar Orwell neemt het in zijn stukken op voor de zwakkeren. Het zijn gewone mensen met minder middelen die voor de rest niet verschillen van de andere burgers. Een onderwerp dat steeds zal terugkeren in zijn werk, ook in zijn romans.

George Orwell publiceert gedurende zijn leven uiteindelijk zeven romans en drie boeken met zijn non-fictie waaronder Saluut aan Catalonië over zijn ervaringen tijdens de Spaanse burgeroorlog waar hij in dienst ging om te strijden tegen het fascisme. De memoires Saluut aan Catalonië vormen voor Orwell de grote basis voor zowel Animal farm als 1984, dat uiteindelijk in 1949 zal verschijnen. Orwell zelf overlijdt een klein jaar later aan de gevolgen van tuberculose, maar zijn werk leeft eeuwig voort.

Omdat het werk van George Orwell begin dit jaar in het publieke domein is gekomen, staat het vertalers voortaan volledig vrij om het werk van Orwell (opnieuw) te vertalen. Een van de vertalers die zich meteen geroepen voelde om werk van Orwell onder handen te nemen, is Thomas Heij, die voor ons in het verleden al artikelen schreef over De toverberg van Thomas Mann en Frankenstein van Mary Shelley. Heij vertaalde tal van essays van Orwell en bundelde die tot het boek Tegen totalitarisme dat verschijnt bij ISWV Uitgevers. Om de verschijning daarvan te vieren, publiceren wij exclusief het essay ‘Wells, Hitler en de werelregering’ dat oorspronkelijk in 1941 verscheen in Horizon.


Wells, Hitler en de wereldregering

‘In maart of april, zo zeggen de wijsneuzen, zal de Britten een geweldige nekslag toegebracht worden… Wat Hitler daarmee te maken heeft, ik zou het werkelijk niet weten. Zijn slinkende en versnipperde militaire middelen zijn op het moment waarschijnlijk niet veel groter dan die van de Italianen van vóór ze op de proef werden gesteld in Griekenland en Afrika.’

‘De Duitse luchtmacht is grotendeels uitgeput. Ze loopt achter in ontwikkeling en de beste vliegeniers zijn voor het merendeel ofwel dood, ofwel ontmoedigd of opgebrand.’

‘In 1914 was het leger van de Hohenzollerns het beste ter wereld. Maar achter dat kleine krijsende ettertje in Berlijn schuilt niets daarvan… Toch hebben onze militaire experts het over een spook dat op de loer ligt. In hun verbeelding is dat volmaakt toegerust en onverslaanbaar qua discipline. Soms staat het op het punt om een beslissende stoot uit te delen via Spanje, Noord-Afrika en verder, of om de Balkan door te marcheren, te marcheren vanaf de Donau naar Ankara, naar Perzië, naar India, of om Rusland te ‘verpletteren’ of over de Brenner Italië in te ‘stromen’. De weken gaan voorbij terwijl het spook niets van dit alles doet – om één uitstekende reden. Het bestaat helemaal niet in die hoedanigheid. Het moet zijn ontdaan van het merendeel van zijn ontoereikende wapens en munitie en weggefopt door de dwaze schijnmanoeuvres van Hitler om Groot-Brittannië binnen te vallen. Zijn degelijke Duitse discipline is aan het verslappen door het indalende besef dat de Blitzkrieg erop zit en de oorlog genoeg aan zijn trekken

is gekomen.’

Deze citaten komen niet uit Cavalry Quarterly maar uit een reeks krantenartikelen van H.G. Wells, begin dit jaar geschreven en nu gepubliceerd als boek, getiteld Guide to the New World. Sinds ze zijn geschreven, heeft het Duitse leger de Balkan onder de voet gelopen en de Cyrenaica heroverd, het kan op ieder willekeurig moment door Turkije en Spanje marcheren en het is begonnen aan de invasie van Rusland. Hoe die campagne zal uitpakken weet ik niet, maar het is opmerkelijk dat de Duitse legerleiding, wier mening waarschijnlijk toch niet volledig waardeloos is, er niet aan zou zijn begonnen als ze er niet behoorlijk zeker van zou zijn geweest dat ze het in drie maanden geklaard zou hebben. Tot zover dus het idee dat het Duitse leger een spookbeeld is met ontoereikende uitrusting, ineenstortende moraal, enzovoort.

Wat stelt Wells tegenover de ‘krijsende kleine etterbak in Berlijn’? Het gebruikelijke gezwets over een wereldregering, plus de Sankey Verklaring, een poging op antitotalitaire wijze de fundamentele rechten van de mens te definiëren. Behalve dat hij zich nu vooral richt op de federale, wereldwijde controle van het luchtruim is dit hetzelfde evangelie dat hij al veertig jaar onophoudelijk predikt, altijd met een zweem van verontwaardigde verbazing over mensen die zoiets overduidelijks maar niet kan vatten.

Wat heeft het voor zin te zeggen dat er een federale, wereldwijde controle over het luchtruim moet komen? De vraag is natuurlijk hoe we die moeten bewerkstelligen. Wat heeft het voor zin erop te wijzen dat een wereldregering wenselijk is? Het gaat erom dat geen van de vijf grote militaire machten erover zou peinzen zich eraan te onderwerpen. Ieder redelijk mens is het in de afgelopen jaren grotendeels eens geweest met wat Wells stelt; maar redelijke mensen hebben het niet voor het zeggen en missen in te veel gevallen de neiging zichzelf op te offeren. Hitler is een misdadige gek, en Hitler heeft een leger van miljoenen mannen, duizenden vliegtuigen en tienduizenden tanks. Om zijn wil is een krachtig volk bereid zich zes jaar lang over de kop te werken en vervolgens nog eens twee jaar te vechten, terwijl voor het verstandige, in de kern hedonistische wereldbeeld van Wells haast geen mens bereid is een druppel bloed te offeren. Voordat we ook maar kunnen beginnen te praten over de wederopbouw van de wereld, laat staan over vrede, moeten we Hitler uit de weg ruimen, wat neerkomt op het scheppen van een dynamiek die weliswaar niet precies dezelfde is als die van de nazi’s, maar voor ‘verlichte’ en hedonistische mensen waarschijnlijk wel even onacceptabel is. Wat heeft Engeland de afgelopen jaren op de been gehouden? Voor een deel was dat ongetwijfeld een vaag idee van een betere toekomst, maar het was grotendeels toch het atavistische gevoel van patriottisme, het diepgewortelde gevoel van Engelssprekenden dat ze beter zijn dan buitenlanders. De afgelopen twintig jaar waren de linkse Britse intellectuelen er vooral op uit dit gevoel af te breken, en als dat ze was gelukt, hadden we nu ss’ers kunnen zien patrouilleren door de straten van Londen. En waarom vechten de Russen als leeuwen tegen de Duitse invasie? Misschien deels om een vagelijk herinnerd ideaal van utopisch socialisme, maar toch vooral ter verdediging van het Heilige Rusland (de ‘gewijde grond van het vaderland’, enzovoort), dat Stalin in slechts licht gewijzigde vorm weer tot leven heeft gewekt. De kracht die de wereld daadwerkelijk vorm geeft komt voort uit emoties – raciale trots, leiderschapsaanbidding, religieuze overtuiging, oorlogslust – die liberale intellectuelen automatisch afdoen als anachronismen en die ze bij zichzelf zo volledig hebben onderdrukt dat ze alle werkingskracht hebben verloren.

Wie stelt dat Hitler de antichrist of juist de Heilige Geest is, is dichter bij een begrip van de waarheid dan alle intellectuelen die tien vreselijke jaren bleven volhouden dat hij slechts een hansworst was die niet serieus moest worden genomen. Het enige wat dit idee weerspiegelt, is hoe beschut het leven in Engeland is. De Left Book Club kwam in wezen voort uit Scotland Yard, net zoals de Peace Pledge Union voortkomt uit de marine. De laatste tien jaar zien we de opkomst van het ‘politieke boek’, een soort uitgebreid pamflet dat geschiedenis met politieke kritiek vermengt, als belangrijke literaire vorm. Maar de beste schrijvers van dit type boek – Trotski, Rauschning, Rosenberg, Silone, Borkenau, Koestler en anderen – waren geen van allen Engels en bijna allemaal waren ze afvalligen van een of andere extremistische partij, die het totalitarisme van dichtbij hebben gezien en de betekenis van ballingschap en vervolging kennen. Alleen in Engelstalige landen was het, tot vlak voor het uitbreken van de oorlog, mode te geloven dat Hitler een onbeduidende gek was en dat de Duitse tanks van karton waren. Zoals wel blijkt uit de citaten hierboven, gelooft Wells nog steeds iets dergelijks. Ik geloof niet dat de bombardementen of de Duitse opmars in Griekenland zijn mening hebben veranderd. Een leven lang op dezelfde manier denken verhindert hem om Hitlers macht te begrijpen.

Wells behoort, net als Dickens, tot de niet-militaire middenklasse. Het geknal van geweren, het gerinkel van sporen, een brok in de keel als de oude vlag langskomt: dat laat hem duidelijk koud. Hij koestert een onoverkomelijke afkeer jegens de strijd, het jagen en de waaghalzerij die bij het leven horen, die in al zijn vroege werken wordt gesymboliseerd door een hevige propaganda tegen paarden. De grootste slechterik in zijn Outline of History is de militaire avonturier Napoleon. In zo’n beetje alle boeken die hij de afgelopen veertig jaar heeft geschreven, vindt men steeds hetzelfde idee: de zogenaamde tegenstelling tussen de man van de wetenschap, die toewerkt naar een geplande wereldstaat, en de reactionair, die juist een ongeordend verleden probeert te herstellen. In romans, utopieën, essays, films en pamfletten komt deze tegenstelling keer op keer terug, steeds min of meer in dezelfde vorm. Aan de ene kant wetenschap, orde, vooruit gang, internationalisme, vliegtuigen, staal, beton en hygiëne; aan de andere kant oorlog, nationalisme, religie, monarchie, boeren, hoogleraren Grieks, dichters en paarden. De geschiedenis is in zijn ogen een reeks overwinningen van de wetenschappelijke mens op de romantische mens. Nu heeft hij waarschijnlijk wel gelijk dat een ‘redelijke’, georganiseerde samenlevingsvorm met wetenschappers in plaats van toverdokters aan de knoppen vroeg of laat de overhand zal krijgen, maar dat is iets anders dan stellen dat die toekomst om de hoek ligt. Het verhaal gaat dat er tijdens de Russische Revolutie een botsing was tussen Wells en Churchill. Wells beschuldigde Churchill ervan dat hij niet werkelijk geloofde in zijn eigen propaganda, die de bolsjewieken afschildert als bloeddorstige monsters enzovoort, en dat hij alleen vreesde dat de bolsjewieken een tijdperk van gezond verstand en wetenschappelijke controle zouden inluiden, waarin een vlaggendrager als Churchill zelf geen plaats zou hebben. Churchills inschatting van de bolsjewieken kwam echter dichter bij de roos dan die van Wells. De vroege bolsjewieken waren dan misschien engelen of demonen, afhankelijk van hoe men ze wil zien, maar het waren zeker geen verstandige mensen. Ze waren zeker niet bezig een wellsiaanse utopie te introduceren, maar een heerschappij der heiligen, zoals ook de Engelse heerschappij der heiligen bestond uit militair despotisme gelardeerd met tovenarij. Dezelfde misvatting keert in omgekeerde vorm terug in Wells’ kijk op de nazi’s. Hitler is alle krijgsheren en toverdokters uit de geschiedenis in één. Om die reden, stelt Wells, is hij een absurditeit, een spook uit het verleden, een wezen dat gedoemd is om vrijwel onmiddellijk weer te verdwijnen. Maar helaas gaat het gelijkstellen van wetenschap met gezond verstand niet echt op. Het vliegtuig, waar zo naar uit werd gekeken als bevorderaar van beschaving maar dat in de praktijk nauwelijks voor iets anders is gebruikt dan bombardementen, is daarvan het symbolische bewijs. Het hedendaagse Duitsland is veel wetenschappelijker dan Engeland, én veel barbaarser. Veel van wat Wells had verbeeld bestaat nu daadwerkelijk in nazi-Duitsland. De orde, de planning, de staat die de wetenschap aanmoedigt, het staal, het beton, de vliegtuigen, dat alles is er, maar allemaal ten dienste van ideeën uit de steentijd. Wetenschap vecht zij aan zij met bijgeloof. Maar Wells kan dit onmogelijk accepteren, zoveel is duidelijk. Dat zou de wereldvisie waarop al zijn werken leunen tegenspreken. De krijgsheren en toverdokters moeten verliezen, terwijl het gezonde verstand van de wereldregering, zoals die werd gezien door een negentiende-eeuwse liberaal wiens hart geen sprongetje maakt bij hoorngeschal, moet overwinnen. Los van bedrog en defaitisme kan Hitler geen gevaar zijn. Als hij zou winnen, zou dat een onmogelijke omkering van de geschiedenis zijn, als een jacobitische restauratie.

Maar is het niet een soort vadermoord voor iemand van mijn leeftijd (achtendertig) om iets op H.G. Wells aan te merken? Weldenkende mensen die rond het begin van deze eeuw werden geboren, zijn in zekere zin geschapen door Wells. Hoeveel invloed een schrijver daadwerkelijk heeft, en vooral een ‘populaire’ schrijver wiens werk snel zijn uitwerking heeft, is nog maar de vraag, maar ik betwijfel het of er iemand is geweest die boeken schreef tussen 1900 en 1920, zeker in het Engels, die zo veel invloed uitoefende op jongeren. Al onze geesten, en daarmee ook de fysieke wereld, zouden nadrukkelijk anders zijn geweest als Wells niet had bestaan. Maar precies zijn kleingeestigheid en eenzijdige verbeelding die hem in het edwardiaanse tijdperk een geïnspireerd profeet deden lijken, maken hem nu tot een oppervlakkige, ontoereikende denker. In Wells’ jeugd was de tegenstelling tussen wetenschap en reactie niet onjuist. De samenleving werd geregeerd door bekrompen, bijzonder ongeïnteresseerde mensen, roofzuchtige zakenlui, kleurloze klerken, bisschoppen en politici die wel Horatius konden opdreunen maar niets wisten van wiskunde. Wetenschap was enigszins verachtelijk, religieus geloof juist verplicht. Traditionalisme, stompzinnigheid, snobisme, patriottisme, bijgeloof en oorlogszucht leken alle aan dezelfde kant te staan; er was behoefte aan iemand die het tegenovergestelde standpunt kon vertolken. Begin twintigste eeuw was het voor iedere jongen een fantastische ervaring om H.G. Wells te ontdekken. Daar zat je dan, omgeven door muggenzifters, geestelijken en golfers, door je toekomstige werkgevers die je ‘schiet op, of je vliegt eruit’ toesnauwen, je ouders die je seksleven systematisch in de war schoppen, je saaie leraren op school die grinniken om hun Latijnse spreuken; en dan was daar ineens die geweldige man die je van alles kon vertellen over de bewoners van andere planeten en de zeebodem, en die wist dat de toekomst niet zo zou zijn als voorname mensen dachten. Ongeveer een decennium voordat vliegtuigen daadwerkelijk gemaakt konden worden, wist Wells al dat het maar een poosje zou duren eer de mens kon vliegen. Dat wist hij omdat hij zelf wilde kunnen vliegen en hij was er daarom zeker van dat het onderzoek die kant op zou blijven gaan. Daar stond tegenover dat men, zelfs nog in mijn eigen jeugd toen de gebroeders Wright hun machine negenenvijftig seconden in de lucht wisten te houden, collectief dacht dat als het Gods bedoeling was geweest dat de mens zou vliegen, Hij ons wel vleugels zou hebben gegeven. Tot aan 1914 was Wells voornamelijk een heuse profeet. Zijn visie van de nieuwe wereld is wat betreft de fysieke details verbluffend vergaand verwezenlijkt.

Maar omdat hij hoorde bij de negentiende eeuw en bij een niet-militaire natie en klasse, kon hij de immense kracht van de oude wereld, in zijn hoofd gesymboliseerd door tory’s die op vossenjacht gingen, niet begrijpen. Hij was en is nog steeds niet in staat om te begrijpen dat nationalisme, religieuze intolerantie en feodale loyaliteit veel krachtiger zijn dan datgene wat hij zelf als redelijk zou omschrijven. Wezens uit de middeleeuwen zijn het heden in komen marcheren, en als zij spoken zijn, zijn ze in ieder geval spoken die alleen met sterke magie verdreven kunnen worden. Degenen die het beste begrip van het fascisme hebben getoond, zijn ofwel degenen die eronder hebben geleden, ofwel degenen die zelf een fascistische inslag hebben. Een ruw boek als The Iron Heel, al bijna dertig jaar geleden geschreven, is een betere toekomstvoorspelling dan zowel Brave New World als

The Shape of Things to Come. Als er een auteur uit Wells’ eigen tijd gekozen moest worden die hem zou kunnen corrigeren, dan zou dat Kipling kunnen zijn, die niet doof was voor de kwade krachten van macht en militaire ‘glorie’. Kipling zou de aantrekkingskracht van Hitler, of Stalin, misschien hebben begrepen, los van wat hij van hen vond. Wells is veel te verstandig om de moderne wereld te begrijpen. De stroom aan lower-middle-class romans, zijn grootste verdienste, droogte op door de Eerste Wereldoorlog en kwam daarna nooit meer echt op gang, en sinds 1920 heeft hij zijn talenten verkwanseld aan het doden van papieren tijgers. Maar wat is het uiteindelijk niet waard om talenten te hebben die je kunt verkwanselen.


Meer weten en lezen over George Orwell?

Omdat het werk van George Orwell begin dit jaar in het publiek domein is terechtgekomen, werden we al verwend met heel wat heruitgaven van zijn werk. Naast nieuwe uitgaven van zijn klassiekers Animal farm en 1984 verschenen ook Mijn land, rechts of links en Waarom ik schrijf; twee verzamelingen van zijn non-fictie. Ook Saluut aan Catalonië kan je nog altijd vinden in de boekhandel, maar dan wel als pocket. Daarnaast zijn ook Aan de grond in Londen en Parijs en Birmaanse dagen nog in druk bij De Arbeiderspers, jarenlang de vaste uitgever van het werk van George Orwell.

Wie zich wil verdiepen in het werk en leven van George Orwell, raden we aan om George Orwell: A Life in Pictures te bekijken, een docudrama van de BBC uit 2003, waarin ze het levensverhaal van George Orwell uit de doeken doen. De docudrama – die geen video- of audiofragmenten van Orwell zelf bevatten, want die zijn nooit teruggevonden – werd onderscheiden met een International Emmy en een Frierson Award.

Zijn 1984 werd meermaals verfilmd. De bekendste verfilming is wellicht die uit… 1984, met in de hoofdrollen Cyril Cusack en John Hurt, en waarvan je de trailer hier kan bekijken.

In 1954 werd Animal farm omgedoopt tot een animatiefilm door Joy Batchelor en John Halas, dat daarna nooit meer overtroffen werd. Wie de film in zijn totaliteit wil bekijken, kan daarvoor hier terecht.

Een van de grootste liefhebbers van het werk van George Orwell, was Christopher Hitchens. De Amerikaans-Engelse schrijver, criticus en intellectueel wijdde met Why Orwell Matters zelfs een heel boek aan zijn idool. Verplichte secundaire literatuur.