Lees het kortverhaal Borges in de hel van José Eduardo Agualusa geïnspireerd door Jorge Luis Borges
Podium door José Eduardo Agualusa
/ Illustratie: Watcharita Aroon
/ Vertaler: Vertaling: Luc de Rooy
Leestijd:
Hoe zou Jorge Luis Borges reageren wanneer hij na zijn dood niet in het paradijs maar in een bananenplantage zou belanden? Het is een vraag die de Angolese auteur José Eduardo Agualusa dagenlang bezighield nadat hij een van Borges’ bekendste verhalen, ‘De bibliotheek van Babel’, had gelezen. Volledig geïnspireerd door het verhaal — waarin Borges zich een universum probeert voor te stellen in de vorm van een oneindige bibliotheek die alle denkbare boeken bevat — en de magisch realistische stijl van Borges, probeerde Agualusa zich er ook een voorstelling van te maken in het kortverhaal ‘Borges in de hel’ — dat uitgever en vertaler Luc de Rooy speciaal voor Karakters opnieuw vertaalde.
José Eduardo Agualusa is een Angolese schrijver die in het Portugees schrijft. In zijn werk speelt het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid of tussen leugen en waarheid vaak een grote rol. Voor zijn roman Een algemene theorie van het vergeten werd hij genomineerd voor de Man Booker Prize en won hij de International Dublin Literary Award. Zijn laatste roman, Het genootschap van onvrijwillige dromers, verscheen afgelopen najaar en noemde hij in een gesprek met Karakters zijn meest persoonlijke roman tot dusver.
Borges in de hel
Jorge Luis Borges wist dat hij was gestorven toen hij zijn zicht terugkreeg nadat hij zijn ogen had gesloten om de zachte geluiden van de nacht die zich over Genève uitstrekte beter te kunnen horen. Als eerste onderscheidde hij een geel, intens licht, en hij wist meteen dat het zonnestralen waren die door zijn oogleden drongen. Hij opende zijn ogen, keek op en zag een rij van dicht opeenstaande groene schaduwen. Hij lag op zijn rug in een bananenplantage. Dat bezorgde hem meteen een slecht humeur. Bananenbomen?! Hij had zich het paradijs altijd voorgesteld als een enorme bibliotheek: een oneindige reeks gangen, trappen, andere gangen en nóg meer nieuwe trappen en gangen – en helemaal tot aan het plafond gevuld met boeken.
Hij stond op. Het kostte hem moeite overeind te komen, het voelde ongemakkelijk in zijn plotsklaps verjongde lichaam (wanneer we sterven, reïncarneren we als de jongere versie van onszelf, en Borges herinnerde zich niet meer hoe dat geweest was). Hij liep langzaam tussen de bananenbomen door. Het leek hem onwaarschijnlijk dat hij er een bekende zou tegenkomen, of beter gezegd: iemand van wie hij iets had gelezen. Of iemand óver wie hij iets had gelezen. In dat geval zou het iemand zijn die een beetje minder bekend was, of een beetje minder iemand, of allebei.
De plantage sterkte zich uit tot in de oneindigheid. Er begon iets van twijfel aan hem te knagen: misschien was hij helemaal niet in het paradijs maar in de hel terechtgekomen. Overal waar hij keek hingen grote groene bladeren en zware gele trossen, en boven dat monotone landschap een immens blauwe hemel. Borges betreurde dat er geen boeken waren. Als er nou tenminste nog tijgers waren – metaforische tijgers, laat dat duidelijk zijn, die een geheim alfabet in de strepen op hun rug verborgen hielden –, als er nou nog ergens een labyrint was, of een roze straathoek (hij zou met elke straathoek genoegen nemen), maar nee: er waren alleen maar bananenbomen, bananenbomen en nog eens bananenbomen te zien. Bananenbomen zo ver het oog reikte.
Zonder vermoeidheid, maar wel met steeds meer walging, liep hij door de oneindige plantage. Het was alsof hij in rondjes liep. Het was alsof hij niet vooruitkwam. Hij miste zijn blindheid. Wat hij als blinde niet had kunnen zien had meer kleur gehad dan dit – en ook meer mysterie, laat dat duidelijk zijn. Hoe kan het dat iemand in Zwitserland sterft en vervolgens herrijst voor het eeuwige leven tussen de bananenbomen?
Borges hield niet van Latijns-Amerika. Zoals iedereen weet is Argentinië een Europees (of althans bijna-Europees) land dat jammer genoeg aan Brazilië, Chili, Uruguay en Paraguay grenst. Voor Borges had dat ‘bijna-’ altijd aangevoeld als een doorn in zijn ziel. Dat en zijn wijk. De indiaanse bevolking kon hij nog wel tolereren. Ze hadden goede motieven aan de literatuur geschonken en daarbij waren ze dood. Het moeilijkst te verdragen waren de zwarten en de mestiezen, mensen die van het grote drama van het leven – van het leven, mijn God! – een luidruchtig feest wisten te maken. Borges voelde zich Europees. Hij hield van het lezen van de Griekse klassieken (hij had ze maar wat graag in het Grieks willen lezen). Hij hield van de machtige stilte die in oude kathedralen huist.
Op dat moment zag hij haar. Recht voor Borges zweefde een vrouw, bleek en naakt, boven de bananenbladeren. De vrouw sliep, met het gezicht naar de zon gericht en haar handen over haar borsten gevouwen, en ze was prachtig, maar dat was iets waar Borges niet veel belang aan hechtte (tijgers waren altijd zijn specialisme geweest). Vol afschuw begreep hij waar de fout lag. God had hem voor een andere Latijns-Amerikaanse schrijver aangezien. Dit paradijs was aangelegd – en had ook alleen maar aangelegd kunnen zijn – voor Gabriel García Márquez.
Jorge Luis Borges ging op de vochtige aarde zitten. Hij bracht een arm omhoog, plukte een banaan, pelde hem en beet erin. Hij dacht aan Gabriel García Márquez en voelde opeens een ondraaglijke scheut jaloezie in zich opkomen. Op een dag zou de Colombiaanse schrijver zijn ogen sluiten om de zachte geluiden van de nacht beter te kunnen horen, en wanneer hij ze weer zou openslaan, zou hij op zijn rug op de koude bibliotheekvloer liggen. Hij zou gangen doorkruisen, trappen beklimmen, andere gangen, nieuwe trappen en nóg meer gangen proberen, en overal zou hij boeken vinden, duizenden, miljoenen boeken. Een oneindig labyrint, helemaal gevuld met tot het plafond reikende boekenrekken, en in die boekenrekken alle boeken die al geschreven waren én alle boeken die nog geschreven moesten worden, met alle mogelijke woordvolgordes in alle talen van de mens.
Jorge Luis Borges nam nog een banaan en op dat moment brak er een glimlach – of iets wat op een glimlach leek – op zijn gezicht door. Deze vergissing zou weleens een onverwachte bijkomstigheid met zich mee kunnen brengen: aangezien het paradijs van een ander zijn hel was geworden, dan zou zijn eigen paradijs vast en zeker de hel van die ander blijken te zijn.
Borges pelde de banaan verder en at hem op. Dat smaakte goed. Hij bevond zich hier in een prima hel.
Lees ons interview met de Angolese schrijver José Eduardo Agualusa
Ga naar het interview
Meer weten en lezen over José Eduardo Agualusa?
Een heel aantal van de romans van José Eduardo Agualusa is intussen naar het Nederlands vertaald. Alle vertalingen werden bovendien vervaardigd door Harrie Lemmens (die onder andere samen met August Willemsen het werk van Fernando Pessoa heeft vertaald).
De eerste vier romans van José Eduardo Agualusa – die overigens in het Portugees schrijft – verschenen indertijd bij Meulenhoff. Het gaat om Een steen onder water (2003), De handelaar in verledens (2007), De vrouwen van mijn vader (2009) en Het labyrint van Luanda (2010). De laatste titels verschenen bij Koppernik met in 2016 Een algemene theorie van het vergeten en in 2018 Het genootschap van onvrijwillige dromers: de grote aanleiding voor dit interview.
Voor zijn roman Een steen onder water ontving José Eduardo Agualusa de Grande Prémio Literário van de Portugese omroep RTP. De Engelse vertaling van zijn roman O Vendedor de Passados werd in 2007 beloond met de Independent Foreign Fiction Prize, een prijs ingesteld door het Britse dagblad The Independent. In 2016 kwam zijn roman Een algemene theorie van het vergeten op de shortlist van Man Booker International Prize en werd in 2017 bekroond met de International Dublin Literary Award.
De vertaling van dit korte verhaal ‘Borges in de hel’ van José Eduardo Agualusa is van de hand van Luc de Rooy die ook onder andere werk van Alejandro Zambra vertaalde en uitgever is van Karaat.