Van André Brink tot A.H.M. Scholtz en J.M. Coetzee: een beknopte introductie tot de Zuid-Afrikaanse literatuur
Achtergrond door Stijn Demarbaix
/ Illustratie: Melcher Oosterman
Leestijd:
In deze reeks zoomen we in op landen die literatuur ademen, maar waarvan de kans bestaat dat je niet veel afweet van hun literatuurgeschiedenis, grootste schrijvers en literaire bezoekplekken. Nadat we eerst Tsjechië bezochten, is het nu de beurt aan Zuid-Afrika. Van Kaapstad tot Durban en van Gordimer tot Scholtz, begeleiden we je langs de must sees en knows van het Zuid-Afrikaanse literaire landschap.
Zuid-Afrika is synoniem aan een subtropisch paradijs met parelwitte stranden, uitgestrekte wijnlandschappen en avontuurlijke safari’s, maar eveneens aan hoge werkloosheid, armoede, apartheid en onderdrukking. Haar verleden is complex en bewogen, en laat zich niet zomaar samenvatten in enkele alinea’s. Het onderstaande is dan ook een uiterst beknopte introductie tot de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van het land, waarbij vooral de aandacht uitgaat naar de (Afrikaanse) literatuur. Voor wie Zuid-Afrika in detail wil leren kennen, zijn er talloze Nederlandstalige geschiedkundige werken ter beschikking. Wij raden Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse literatuur (2005) aan, waarvan duchtig gebruik is gemaakt om het onderstaande op papier te stellen, en het Engelstalige A History of South Africa (vierde editie, 2014) van Leonard Thompson.
We kunnen beginnen in 1652, het jaar waarin Jan van Riebeeck zijn schip aanmeerde aan Kaap de Goede Hoop en met zijn manschappen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie een verversingsstation oprichtte voor de scheepvaarders tussen Amsterdam en de Aziatische handelsposten, maar dan gaan we al te snel voorbij aan de oorspronkelijke bewoners van het zuiden van Afrika, de voorouders van de Khoi- en San-groepen. Met name de San kende een fraaie orale literatuur en indrukwekkende rotskunst, die bewonderd kan worden in onder meer Drakensberge, Noord Kaap en Vrijstaat. De verhalen hadden meestal een mythisch karakter en waren doorspekt met fantastische figuren en dieren. Oude motieven uit die orale literatuur vinden we vandaag onder meer terug in de geschreven fictie van Elias Nel, Abraham de Vries en de hieronder besproken A.H.M. Scholtz.
In 1658 arriveerden de eerste slaven op de Kaap. Mannen en vrouwen uit Indië, Madagaskar, Indonesië en andere Afrikaanse landen werden gedwongen om voor de Nederlanders aan de slag te gaan. Ook de Khoi- en San-groepen werden ontheemd en uitgebuit door de kolonisten. Op een uiterst pijnlijke wijze ontwikkelde de Kaap zich als een smeltkroes van culturen met het Nederlands, Maleis en Portugees als de drie lingua francae. Het Nederlands was er voor meer dan 100 jaar dominant, tot de Britten in 1795 een groot deel van de Kaap bezetten. Niet dat de Britten aanvankelijk een uitgesproken interesse hadden in de Kaap; het was vooral een strategische zet om de Fransen een loef af te steken, die na de verovering van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ook de belangrijkste Nederlandse kolonies in handen dreigden te krijgen.
In de exploitatie van de Zuid-Afrikaanse landbouwgrond werden de Britten duchtige concurrenten van de Nederlandse ‘Boeren’, wat aanleiding gaf tot de Grote Trek in 1836: de Boeren verlieten de kust en trokken met hun ossenwagens naar het noorden. Op hun tocht raakten ze verzeild in gewelddadige conflicten met de mensen die daar al woonden. Enkele van die overwinningen – met name de Slag bij de Bloedrivier tegen een Zoeloeleger – voeden nog steeds het nationalisme van de witte Zuid-Afrikanen, ook wel ‘Afrikaners’ genoemd. Dat evenwel ook zwarten een belangrijk aandeel hadden in die overwinningen, past slecht in de oude Afrikanerideologie en wordt liever stilgezwegen.
Wanneer het duidelijk wordt dat het pas toegeëigende land van de Boeren rijk is aan diamant en goud, laten de Britten het niet na om hen naar het noorden te volgen, met de Eerste en Tweede Boerenoorlog in respectievelijk 1881 en 1899-1902 als gevolg. Tegen de Britse overmacht konden de Boeren niet op, maar hun hardnekkige verzet en underdogpositie dwong respect af. Op die manier leverden de Boerenoorlogen bij aan de mythevorming van het Afrikanernationalisme. Ook de literatuur uit die tijd staat in het teken van de eigen identiteit. Een auteur als Jacob Lub schrijft realistische verhalen over de ‘armblankes’, zoals ‘Mij ‘Oom Hansie’’ (1913). In zijn novelle ‘Het zwarte gevaar’ (1913) speelt evenwel een zwarte hoofdfiguur, die van het platteland naar de stad trekt.
‘In de vroege twintigste eeuw werd schrijven in het Afrikaans gepercipieerd als een verzetsdaad op zich, omdat de literator zich afzette tegen het dominantere Engels.’
In de vroege twintigste eeuw werd schrijven in het Afrikaans gepercipieerd als een verzetsdaad op zich, omdat de literator zich afzette tegen het dominantere Engels. Belangrijke auteurs die zowel in het Afrikaans als in het Nederlands schreven en die met hun poëzie en verhalen boven de nationalistische didactiek uitstegen, zijn onder meer Eugène N. Marais en Jan F.E. Celliers. Vooral Marais is een interessante figuur. Hij studeerde rechten in Londen, was hypnotiseur en wonderdokter, smokkelde tijdens de Boerenoorlog springstof naar de Boeren en was verslaafd aan morfine. Naast gedichten en verhalen schreef hij natuurkundige werken over termieten en bavianen. Zijn Die siel van die mier (1934) heeft in dat opzicht een controversiële geschiedenis: de studie zou geplagieerd zijn geweest door Maurice Maeterlinck, de enige Nobelprijswinnaar die De Lage Landen (tot hiertoe) kende. In zijn gelauwerde non-fictieboek De plaag (2001) tracht de onderzoeker David van Reybrouck de werkelijke toedracht van dat plagiaat te achterhalen – absoluut een aanrader voor wie meer over deze vreemde geschiedenis en Zuid-Afrika te weten wil komen.
Er vallen overigens wel meer paralellen te trekken tussen Zuid-Afrikaanse auteurs en schrijvers uit onze streken. Zo was Albert Verwey een grote fan van de eerste ‘echte’ Afrikaanse dichter C. Louis Leipoldt, klinkt het werk van de Tachtiger Lodewijk van Deyssel door in de gedichten van Gustav S. Preller en wordt C.J. Langenhoven getypeerd als de Hendrik Conscience van de Afrikaners, die zijn mensen leerde lezen in de eigen taal.
Na de Tweede Wereldoorlog grijpt de Afrikanerpartij de macht, het begin van de misschien wel meest duistere periode uit de geschiedenis van het land. Hun racistische apartheidsprogramma had onder andere als gevolg dat huwelijken tussen witten en zwarten verboden werden en dat er op stations, in treinen en bussen, bij liften, bibliotheken en parkbankjes bordjes werden geplaatst met daarop ‘Net vir blankes’. Antiapartheidsorganisaties als het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) boden weerwerk, maar kregen ook veel tegenstand te verduren. Het duurde tot 1990, met de vrijlating van Nelson Mandela, dat de apartheid officieel werd afgekondigd. In 1994 vonden de eerste niet-raciale democratische verkiezingen plaats, die een klinkende overwinning werden voor het ANC en van Mandela de president van Zuid-Afrika maakten. Maar het kolonialisme en racisme hebben diepe littekens nagelaten in een land dat ook vandaag nog kampt met werkloosheid, armoede, geweld en misdaad.
‘De literatuur van Nadine Gordimer staat bol van de maatschappijkritiek.’
Afrikaans is voor vele Zuid-Afrikanen de taal van de apartheid, een stigma waar het Afrikaans maar moeilijk komaf mee maakt. Dat belet de schrijvers van de Zestiger-beweging, waaronder Etienne Leroux, André Brink en Breyten Breytenbach, niet om in het Afrikaans de rassendiscriminatie aan de kaak te stellen. Ook in het als meer modern gepercipieerde Engels verschijnen ontelbaar veel romans en dichtbundels die de apartheid als thema hebben. Met name de literatuur van de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar Nadine Gordimer staat bol van de maatschappijkritiek. Met De milieubeheerder (1974) en Burger’s dochter (1979) schrijft ze realistische romans die de tegenstellingen van het land op scherp stellen. Ook die andere Nobelprijswinnaar, J.M. Coetzee, neemt de complexe geschiedenis van Zuid-Afrika meer dan eens als uitgangspunt, bijvoorbeeld in Schemerlanden (1974), In het hart van het land (1977) en Wereld en wandel van Michael K (1983).
Naast Nadine Gordimer kent Zuid-Afrika overigens heel wat toonaangevende vrouwelijke schrijvers, die niet alleen de rassenproblematiek aankaarten, maar ook schrijven over de plaats van de vrouw in (Zuid-)Afrika, seksualiteit en politiek, seksisme, enzovoort. We denken dan onder meer aan Elisabeth Eybers, Antji Krog, Jeanne Goosen, Lien Botha, Marite van der Vyver en Riana Scheepers.
Even los van zware thema’s als rassendiscriminatie en seksualiteit, delen we nog graag een leuk weetje over Coetzee dat te maken heeft met onze contreien: Coetzee vertaalde Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants van het Nederlands naar het Engels, en publiceerde de bloemlezing A landscape with Rowers (2004) met daarin naar het Engels vertaalde gedichten van onder meer Hugo Claus en Gerrit Achterberg. Voor wie meer te weten wil komen over Coetzee’s relatie met de Lage Landen en waarom de schrijver Een nagelaten bekentenis in het Engels beschikbaar stelde, is het artikel ‘Uit de donkere dagen van voor linguistic turn oftewel wat J. M. Coetzee in de bekentenis van Willem Termeer zag en wat hij daarmee deed’ van Jerzy Koch en Pawel Zajas (2011) een aanrader.
Een onophoudelijk gevecht tegen de censuur: lees ons portret over het leven en werk van André Brink
Lees het portret
De 72-jarige debutant die voor opschudding zorgt: over het leven van A.H.M. Scholtz
Andrew Henry Martin Scholtz (1923-2004), de auteur die we in dit artikel willen uitlichten, schrijft eveneens over de geschiedenis van de rassendiscriminatie en de invloed ervan op iemand die niet wit is. Scholtz groeide op in Kimberly, de hoofdstad van de provincie Noord-Kaap, als de oudste van tien kinderen. Nadat zijn vader een blijvend letsel overhoudt aan de schop van een paard, is het de veertienjarige Andrew die in het levensonderhoud van het omvangrijke gezin moet voorzien. De knaap staakt noodgedwongen zijn middelbare schoolopleiding en gaat bij zijn nonkel aan de slag als schrijnwerker.
Enkele jaren later breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Scholtz, die veel te jong is om in aanmerking te komen voor de militaire dienst, maar het soldij goed kan gebruiken, liegt over zijn leeftijd en wordt in oktober 1940 gerekruteerd. In het Kaapse Korps, de afdeling van het Zuid-Afrikaanse leger voor mensen van kleur, wordt hij niet toegelaten omdat hij geen rijbewijs heeft. Ondanks zijn herkomst en het feit dat hij naar een zogenaamde coloured school ging, wordt hij ingedeeld en aanvaard in een korps voor alleen witte mensen. Later zou Scholtz te kennen geven dat hij deze aanstelling uitsluitend accepteerde om zijn familie te onderhouden, en niet om als ‘wit’ geaccepteerd te worden.
Scholtz strijdt tegen de Wehrmacht in Kenia, Ethiopië en Egypte, tot hij in 1942 krijgsgevangene wordt gemaakt. De Duitsers sturen hem naar Italië, waar hij net geen twee jaar in gevangenschap doorbrengt, voor hij kan ontsnappen en zich aansluit bij de Canadese troepen. Scholtz keert na de oorlog terug naar Zuid-Afrika, trouwt, sticht zelf een omvangrijk gezin en gaat aan de slag als timmerman en aannemer.
Pas in 1995 publiceert Scholtz zijn eerste roman, Vatmaar. De inmiddels 72-jarige schrijver veroorzaakt met zijn debuut opschudding in de Afrikaanse letteren, omdat hij de Afrikaners openlijk in zijn hemd zet. Door verschillende vertelperspectieven met elkaar af te wisselen, geeft Scholtz een caleidoscopisch beeld van de inwoners van het gemengde dorpje Vatmaar, waarvan de inwoners af te rekenen hebben met de vooroordelen van het witte naburige dorp Du Toitspan. De roman legt de problemen in de Zuid-Afrikaanse maatschappij bloot, maar heeft ook een utopische component: het toont hoe Zuid-Afrika had kunnen zijn zonder racisme.
Op reis naar Zuid-Afrika? Ontdek de literaire trekpleisters die het land rijk is
Zuid-Afrika zit niet verlegen om zijn literaire trekpleisters. In het uiterste westelijke puntje van het land, op vijftig kilometer van Kaapstad, ligt Paarl, de derde stad op de Kaap die gesticht werd door de zogenaamde Hollanders en die de Paarlberg als belangrijkste kenmerk heeft. Op de zuidelijke helling van die berg bevindt zich het Afrikaanse Taalmonument, een 57 meter hoge gedenknaald die de voortdurende groei van het Afrikaans symboliseert, maar eveneens de complexiteit van het veeltalige land wil vatten. Citaten in en over de Afrikaanse taal van onder meer de toonaangevende Dertiger N.P. van Wyk Louw en de eerdergenoemde C.J. Langenhoven begroeten de bezoeker aan de ingang. Een citaat van Breyten Breytenbach zal je hier zeker niet terugvinden, ook al gaf hij maar al te graag zijn mening over het monument toen het in 1975 ingehuldigd werd: Breytenbach vond de naald op ‘een penis van beton’ lijken. De dichter was zeker niet de enige die zich negatief uitliet over het Afrikaanse taalmonument. Na het einde van de apartheid werd het monument als een symbool van racisme gezien, omdat het Afrikaans als de taal van de onderdrukker werd gezien. Een stigma waar de directie van het monument anno 2020 maar al te graag komaf mee wil maken.
Wie in maart Zuid-Afrika aandoet, kan zijn culturele hartje ophalen tijdens het Woordfees van de Universiteit van Stellenbosch. Schrijvers, dichters, toneelspelers, filmmakers en muzikanten krijgen de spreekwoordelijke sleutels van de stad in handen en vieren het Afrikaanse woord in al haar aspecten, met ook aandacht voor andere Zuid-Afrikaanse talen én het Nederlands. Dit filmpje geeft een beeld van de verscheidenheid en omvang van het festival.
We trekken verder naar de Oostkaap en meer bepaald naar Cradock, waar je het Olive Schreiner House Museum kan bezoeken. Olive Schreiner schreef een breed oeuvre bijeen, maar is vooral bekend om Een plaats in Afrika (1883), een belangrijke en uiterst succesvolle roman die geboekstaafd staat als een van de eerste feministische bijdrages. Schreiner gaat controversiële thema’s als travestie, buitenechtelijke seks en zwangerschap, en vrijdenken en religie niet uit de weg, en verpakt ze in een ogenschijnlijk klassiek coming of age verhaal. In Cradock is Schreiners ouderlijke huis opengesteld voor het grote publiek. Haar graf ligt op Buffelshoek Hill en is – alleen al voor de tocht en het uitzicht – het bezichtigen meer dan waard, maar trek wel je klimschoenen aan.
Eindigen doen we in de provincie KwaZulu-Natal, waar je in de stad Durban deel kan nemen aan de zogenaamde KwaZulu-Natal Literary Tour. Dit zijn een aantal begeleide gidstochten die in het teken staan van schrijvers die in KwaZulu-Natal geboren zijn of er tijdens een groot deel van hun schrijverscarrière gewoond hebben. Sinds 2005 zijn er maar liefst acht trails beschikbaar.
Meer weten en lezen over Zuid-Afrikaanse literatuur?
Sinds de lancering van Karakters publiceerden we al een redelijk aantal artikelen over Zuid-Afrikaanse auteurs. Zo schreven we allereerst een uitgebreid portret over het werk en leven van André Brink waarin we ook in gesprek gingen met zijn vaste vertaler Rob van der Veer. Daarnaast verdiepten we ons in het werk van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee en vroegen onszelf af hoe fictie en filosofie zich in zijn werk verhouden. Ook vroegen we aan de Zuid-Afrikaanse schrijfster Lien Botha naar de vijf Zuid-Afrikaanse romans die je volgens haar zeker gelezen moet hebben.
Wie zich wil verdiepen in Zuid-Afrika en haar literatuur, moet eerst en vooral een dagje naar Amsterdam om het Zuid-Afrikahuis te bezoeken. Het Zuid-Afrikahuis dient als cultuur- en kenniscentrum en heeft de grootste verzameling aan Zuid-Afrikaanse literatuur van Europa. Daarnaast organiseren ze regelmatig evenementen en kan je er diverse cursussen volgen.
Eerder vertrokken we voor deze serie al op een literaire ontdekkingsreis naar Rome en verdiepten we ons in de Tsjechische literatuur. In dat artikel begeleiden we je langs de must sees en knows van het Tsjechische literaire landschap. Van Praag tot Brno en van Milan Kundera tot Egon Hostovsky.