Zoek binnen Karakters
Present

TrueLuck

150% up to 500 EUR + 50 FS

VRS

NU SPELEN

Anarchist van de taal: over het excentrieke leven en werk van oerrebel en father of the beats William S. Burroughs

Het leven van William Seward Burroughs (1914–1997), ook wel de ‘father of the beats’ en de ‘godfather of punk’ genoemd, was allesbehalve saai en conventioneel. Burroughs was homoseksueel (in een Amerika waar dat nog sterk afgekeurd werd), was openlijk verslaafd (aan zo’n beetje alles, maar met name aan heroïne), had een fascinatie voor wapens en doodde zijn vrouw, Joan Vollmer, tijdens een drankspelletje. Doordat hij dit leven wist om te zetten naar eveneens allesbehalve saaie en conventionele literatuur, had hij een grote invloed op de literatuur, beeldende kunst, film en (rock)muziek. Maar wat maakt zijn werk zo bijzonder? Wat is zijn relatie met andere beatschrijvers als Allen Ginsberg en Jack Kerouac? En waarom zijn Patti Smith, Frank Zappa, Iggy Pop, Tom Waits en The Beatles zo buitengewoon gefascineerd en geïnspireerd door de man die in het midden prijkt van de legendarische albumhoes van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band? In dit artikel geven we een inkijk in het excentrieke leven en werk van een van de invloedrijkste postmoderne schrijvers van de tweede helft van de vorige eeuw.


Burroughs en de beats

William S. Burroughs groeide op in Missouri, waar hij als jonge jongen in een welgesteld gezin werken las van Oscar Wilde, Anatole France, Charles Baudelaire en André Gide. Het meest was hij geïntegreerd door de autobiografie You Can’t Win van Jack Black, een inbreker die een groot deel van zijn leven achter de tralies doorbracht. In de proloog van Junkie (1953) schrijft Burroughs over dit boek: ‘It sounded good to me compared with the dullness of a Midwest suburb where all contact with life was shut out.‘ Deze fascinatie vormt, samen met de genoemde namen van veelal Franse auteurs, niet alleen de opmaat naar de veelgemaakte vergelijking met Jean Genet (bekend van Dagboek van een dief), maar dit citaat laat ook meteen zien waarom Burroughs onderdeel zal gaan uitmaken van wat later bekend zal komen te staan als de Beat Generation.

Nadat Burroughs zijn studie aan Harvard had afgerond en door Europa gereisd had, kwam hij halverwege de jaren veertig in New York terecht, waar hij bevriend raakte met Allen Ginsberg en Jack Kerouac. Samen vormden zij de kern van de Beat Generation, de stuwende kracht achter de latere counterculture, die zich richtte tegen de existentiële en spirituele leegte van het moraliserende en materialistische Amerika van halverwege de vorige eeuw, waar een koelkast de hoogste status van succes en geluk genoot. De beats vertegenwoordigden de generatie jongeren die zich afzette van deze burgerlijke cultuur van eenvormigheid en schone schijn en op zoek ging naar nieuwe vormen van leven en van bewustzijn.

Dat laatste is belangrijk. Ondanks haar subversieve aard, haar fascinatie voor misdadigers en schaduwfiguren, en voor drank en drugs, gaat het niet om een louter vernietigende of nihilistische beweging. Het gaat erom te verkennen wat er achter de strenge maatschappelijke grenzen te vinden is. Of eigenlijk: de poging om daar iets te vinden wat überhaupt van betekenis is, in een samenleving waarin alles louter een oppervlakkige materiële betekenis heeft. De uiterlijke verkenningstocht en het ‘onderweg’ zijn is dus eigenlijk vooral een innerlijke verkenningstocht. ‘No direction to go but inward‘, schrijft Kerouac en het bewustzijn gaat dan ook een belangrijke rol spelen bij deze auteurs. Bij Kerouac, en meer nog bij Ginsberg, neemt deze zoektocht een duidelijke spirituele, mystieke, boeddhistische wending. We zullen zien dat dit voor Burroughs ook het geval is, maar dit bij hem meer tot uiting komt in een freudiaanse interesse voor het onderbewustzijn, de droom, en de hypnose.


Niet de American Express

Naast het feesten, het bijwonen van jazzconcerten en het lezen en bediscussiëren van schrijvers als Fjodor Dostojevski, Marcel Proust, Arthur Rimbaud, Louis-Ferdinand Céline en William Blake, stonden deze jaren in New York vooral in het teken van experimenteren met drugs en nieuwe vormen van literatuur. Veel van wat de beatauteurs in deze tijd schrijven zal pas halverwege de jaren vijftig gepubliceerd worden. De bekendste voorbeelden hiervan zijn Ginsberg’s Howl in 1954, Kerouac’s On the road in 1957 en Burroughs’ Naakte lunch in 1959. De totstandkoming van deze beatklassieker van Burroughs kent echter een zeer tragische aanleiding.

Als Burroughs in 1951 met zijn vrouw Joan Vollmer, die hij in de jaren in New York ontmoet als de huisgenoot van Jack Kerouac, in Mexico-City verblijft, schiet hij haar per ongeluk door haar hoofd wanneer hij, in een dronken bui, ‘iets’ van haar hoofd wil schieten. Tenminste, zo luidt één van de sterk uiteenlopende verklaringen van niet alleen de verschillende betrokkenen, maar ook van Burroughs zelf. Al vrij snel verklaarde hij namelijk dat het om een ongeluk ging en dat het kwam doordat hij zijn pistool liet vallen. Nadat zijn advocaat om zijn eigen zorgen Mexico ontvlucht, keert Burroughs, ondanks het feit dat hij slechts op borgtocht vrij was, terug naar de V.S. Hij wordt veroordeeld voor moord en krijgt twee jaar voorwaardelijk, die hij nooit heeft uitgezeten.

Na dit voorval vertrekt Burroughs naar Tanger, Marokko. Aldaar heeft hij het moeilijk met zichzelf en zijn heroïneverslaving, waar hij al sinds zijn jaren in New York mee kampt. Na eerst verslaafd te zijn aan morfine, gaat zijn verslaving al vrij snel over in een heroïneverslaving, die maakt dat hij, om deze te bekostigen, ook zelf heroïne moet dealen. Op aandringen van Ginsberg schreef hij hier eerder al het semi-autobiografische Junkie over, waar we zo nog over komen te spreken.

De aantekeningen, fragmenten en brieven aan Kerouac en Ginsberg die Burroughs hier in Tanger schrijft, vormen de basis voor het werk dat gepubliceerd zal worden als Naakte lunch. Evenals het schrijven van Queer, het boek tussen Junkie en Naakte lunch, had het schrijven hiervan een therapeutische of zelfs exorcistische werking voor Burroughs (zelf spreekt hij van ‘de vlucht van The Ugly Spirit’) en was het schrijven een manier om de moord op zijn vrouw te boven te komen. Burroughs zegt dan ook dat als dit niet gebeurd was, hij nooit schrijver zou zijn geworden.

Het boek zelf, evenals het verhaal om het boek heen van totstandkoming tot censuurproces, biedt genoeg stof voor een eigen artikel. Naakte lunch is een cynische en humoristische nachtmerrie-, of hallucinatie-achtige vertelling over seks, geweld, virussen, verslaving en drugs zonder logische ordening. Het boek kan volgens Burroughs dan ook op verschillende manieren gelezen worden: van voor naar achter of andersom, beginnend in het midden of lukraak hoofdstukken uitkiezend. Hierin toont zich reeds het anarchistische karakter van zijn literatuur. De Nederlandse schrijver Adriaan van Dis (in vele opzichten de absolute tegenpool van Burroughs), zei in een interview met Coen Verbraak ooit dat de ingewikkeldste uitdagingen voor een schrijver niet de filosofische gedachten of grootse en gewelddadige scènes zijn, maar de ogenschijnlijk simpele vragen hoe je je personage de deur uit en in de auto krijgt. Niet voor Burroughs. In het Weggerot voorwoord van Naakte lunch schrijft hij hierover:

Ik ben niet de American Express… Als men een van mijn mensen in New York ziet rondlopen in een burgermanspakje en in de volgende zin in Timboektoe het met een scholierenpraatje proberen aan te leggen met een jongeling met gazelleogen [sic], mogen we aannemen dat hij (de feestelijke niet-inwoner van Timboektoe) zich daarheen verplaatste met de gebruikelijke methoden van vervoer.

Dit is Burroughs ten voeten uit: cynisch en komisch, spottend met de conventies van de literatuur. Dit geldt niet alleen voor de stijl en de vorm van dit boek. De evenzo onconventionele inhoud veroorzaakte een shock in Amerika en de roman kreeg te maken met meerdere rechtszaken. Voor Burroughs was dit choquerende karakter een onvermijdelijk gevolg van de inhoud: ‘Aangezien het centrale thema van Naakte lunch juist dit gezondheidsprobleem [verslaving] is, is het boek noodzakelijkerwijs hardvochtig, grof, obsceen en weerzinwekkend. De walgelijke details van een ziekte zijn niet bestemd voor zwakke magen.’


The godfather of punk

Dit ‘gezondheidsprobleem’ is ook een van de centrale thema’s in William Burroughs’ eerdergenoemde debuutroman Junkie, dat in 1953 gepubliceerd werd onder het pseudoniem William Lee. Hierin schrijft Burroughs afwisselend als journalist, antropoloog en junk over (zijn) heroïneverslaving en alles wat daarbij komt kijken: van spuiten tot (tevergeefs) afkicken. Junkie biedt daarmee een vergelijkbare inkijk in het leven van een heroïneverslaafde als bijvoorbeeld de ‘junk’-klassieker Christiane F. Verslag van een junkie (1979), maar was baanbrekend omdat Burroughs de eerste was die zo open over drugsgebruik schreef. Zoals Ginsberg’s Howl gericht was aan iedereen die niet in het standaard Amerikaanse sociaalmaatschappelijke ideaalplaatje paste, zo maakte Burroughs met dit boek de junk zichtbaar, waardoor de Amerikanen niet langer meer konden doen alsof er geen junks in Amerika waren. Het boek zorgde daarmee voor een sociale omwenteling.

Echter, zoals meestal geldt in het geval van goede literatuur is ook hier de boodschap niet eenduidig. Hoewel hij zelf zei niets liever te willen dan afgekickt te zijn van welke drugs dan ook, is het boek geen moraliserende afwijzing van drugs. In de proloog van Junkie schrijft Burroughs:

I have learned a great deal from using junk: I have seen life measured out in eyedroppers of morphine solution. I experienced the agonizing deprivation of junk sickness, and the pleasure of relief when junkthirsty cells drank from the needle. Perhaps all pleasure is relief. I have learned the cellular stoicism that junk teaches the user. I have seen a cell full of sick junkies silent and immobile in separate misery. They knew the pointlessness of complaining or moving. They knew that basically no one can help anyone else. There is no key, no secret someone else has that he can give you. I have learned the junk equation. Junk is not, like alcohol or weed, a means to increased enjoyment of life. Junk is not a kick. It is a way of life.

Vervolgens laat Burroughs in Junkie een wereld zien die even walgelijk als aantrekkelijk is. Hiermee geeft hij deze way of life van de junk een bepaalde cultstatus; iets hips zelfs, zoals ook Keith Richard en Lou Reed dat doen. Deze ambivalente houding ten aanzien van drugs is niet slechts een biografische afspiegeling van een interne psychologische strijd ten aanzien van allerhande narcotica, maar is ook van inhoudelijke betekenis. Het werk van Burroughs dwingt de lezer namelijk onvermijdelijk tot de vraag wat het zegt over datgene waarvoor gevlucht moet worden – het leven, de maatschappij – als mensen hun toevlucht zoeken in een middel dat eigenlijk afgrijselijk is. In die zin is elk ‘junk’-verhaal altijd zowel van existentiële betekenis, als een cultuurkritiek.

Evenals Naakte lunch heeft Burroughs met dit boek een onmiskenbare invloed op de latere punkrockcultuur, waaraan Burroughs zijn bijnaam ‘godfather van de punk’ te danken heeft. Niet alleen voorziet hij deze cultuur van een heel referentiekader, waar rijkelijk uit zal worden geput door muzikanten als Frank Zappa, Lou Reed en Tom Waits en waar verwijzingen van zijn terug te vinden in songteksten, albumhoezen en bandnamen (zelfs de term Heavy Metal wordt door sommigen aan Burroughs toegeschreven, verwijzend naar het personage Uranian Willy, the Heavy Metal Kid uit het in 1962 verschenen The Soft Machine). Ook maakte hij met The “Priest” They Called Him een muziekstuk met Kurt Cobain. Sommige artiesten hebben zelfs hun (muziek)carrière te danken aan Burroughs. Zo werd Patti Smith, die zei ooit smoorverliefd te zijn geweest op Burroughs, door Burroughs aangemoedigd te gaan zingen, nog voordat zij dat ooit publiekelijk had gedaan. Overigens schrijft Patti Smith in haar prachtige boek Just Kids (2010), dat een geweldige inkijk geeft in de wereld van de beats en de counterculture, over Burroughs dat hij ‘zowel jong als oud was, deels sheriff en deels speurder, maar een en al schrijver’.

Zowel in vorm als in inhoud is het werk van Burroughs een radicale breuk met de schone schijn van de Amerikaanse burgerlijkheid. Hij toont wat verborgen wordt gehouden, en toont dat ook nog eens op unieke wijze. Niet zoals Jean Genet een soortgelijk effect bewerkstelligt door over geweld en de misdaad te schrijven in de taal van bloemenpoëzie, maar door op een rauwe, beeldende en humoristische manier de wereld van het verborgene te beschrijven, waar juist de bovenwereld als absurd en vreemd wordt voorgesteld. Deze anarchie, deze vernietigingsdrang van bestaande normen, waarden en kaders, maakt Burroughs tot oer-punker, die niet met een gitaar, maar met een pen de status quo te lijf ging.


Anarchist van de taal

Vanwege het doorbreken van deze kaders in de literatuur wordt William Burroughs gezien als een van de grote schrijvers van de tweede helft van de twintigste eeuw. Niet alleen schreef hij voor het eerst over onderwerpen, hij schreef er ook als eerste op een bepaalde manier over. Het medium zelf, de taal, wordt door Burroughs stapje voor stapje uit elkaar gehaald, binnenstebuiten gekeerd en op de spits gedreven. Zijn werk is hierdoor een vorm van ‘deconstructie’, een term die in de jaren zestig gemunt wordt door de postmoderne Franse filosoof Jacques Derrida.

Zowel Derrida als Burroughs zijn erop uit om de verzwegen vooronderstellingen van ons denken bloot te leggen door de taal, dat voor beiden iets van een ‘totalitair onderdrukkingsmechanisme’ heeft, zelf te onderzoeken. Net als de verslaving is ook de taal voor Burroughs een virus – overigens een veelvoorkomend en belangrijk symbool in zijn werk – omdat het de host van het virus passief en ondergeschikt maakt, en dus ‘verdelgd’ moet worden (de exterminator is eveneens een veelgebruikt symbool van Burroughs, nadat hij zelf in de jaren veertig even als verdelger heeft gewerkt). De anarchistische punker Burroughs gaat dus met de taal uiteindelijk vooral de taal zelf te lijf: fuck the (language)system!

Op een bepaalde manier is deze anarchie (en het feit waarom hij een ‘postmodernistische schrijver’ wordt genoemd) al zichtbaar in het aangehaalde citaat dat de schrijver geen American Express is: de logische verbinding tussen de ene zin over een man in New York en de daaropvolgende zin over diezelfde man in Timboektoe wordt bewust weggelaten. Ook het overmatig gebruik van straattaal in Junkie (de meeste uitgaven worden steevast voorzien van een woordenlijst) is hier een uiting van. Deze woorden hebben een vervreemdend effect, waardoor de tekst op een bepaalde manier ontoegankelijk wordt voor de lezer, die juist in een wereld leeft die ontoegankelijk is voor de junks en andere marginalen waarover de tekst gaat. Daarnaast laten zij zien dat een woord volstrekt inhoudsloos is en ‘op zichzelf’ niets betekent als deze niet refereert naar iets bekends.

Het meest nog komt deze taalanarchie tot uitdrukking in de door Burroughs bekend geworden cut-up methode, die werd bedacht door Brion Gysin, met wie Burroughs in de jaren zestig verbleef in het Beat Hotel in Parijs. Deze sterk aan het dadaïsme en surrealisme verwante methode verknipt bestaande teksten en herschikt ze naar een nieuwe tekst. Het idee hiervan is dat dit, om bovengenoemde redenen, het onderbewustzijn van de schrijver, of eigenlijk van de taal zelf, aan de oppervlakte brengt.

Dit brengt ons bij het laatste belangrijke aspect van het werk van Burroughs, namelijk zijn fascinatie voor het onderbewustzijn. Zoals gezegd waren de beats gefascineerd door (de grenzen van) het bewustzijn. Bij Burroughs uitte zich dit vooral in wat juist aan het bewustzijn ontsnapt, wat ook het studieobject is van de (freudiaanse) psychoanalyse: het onderbewuste, waar Burroughs over schreef: ‘Every man has inside himself a parasitic being who is acting not at all to his advantage.’ Zijn nachtmerrieachtige werk vol seksuele en gewelddadige excessen was niet alleen een poging om zijn persoonlijke onderbewustzijn aan de oppervlakte te brengen, waarvoor hij overigens zelf ook in psychoanalyse ging. Door in zijn werk een Amerika te tonen dat niet getoond mag worden (zijn werken hadden letterlijk te maken met censuurprocessen, wat in deze freudiaanse context nog een extra betekenis krijgt), probeerde hij ook het verborgen onderbewuste van het maatschappelijk bewustzijn bloot te leggen. In eveneens Naakte lunch schrijft hij:

Dat is de seks die de censuur passeert, tussen de bureaus doorglipt, omdat er altijd een ruimte tussenin is, in populaire liedjes en B-films, die de fundamentele Amerikaanse rottigheid vrijgeeft, uitspattend als openbrekende steenpuisten, klodders van dat on-G.W. uitstortend, om overal neer te komen en te groeien tot een of andere gedegenereerde kankerachtige vorm van leven, die een afzichtelijk willekeurig imago voortbrengt.

Die ruimte tussen is precies de ruimte waar Burroughs zich beweegt, met alle klodders on-G.W. (Ongedifferentieerd Weefsel) van dien, en het is precies hierom dat volgens Sigmund Freud de romanschrijvers zulke waardevolle collega’s zijn, ‘omdat zij putten uit bronnen die wij nog niet toegankelijk hebben gemaakt voor de wetenschap’, zoals literatuuradvocaat Edward de Grazia in het Boston-proces tegen Naakte lunch de grondlegger van de psychoanalyse citeerde ter verdediging van Burroughs – met succes: het boek werd vrijgesproken en een regelrechte klassieker.

Deze manier van schrijven had echter ook een therapeutische werking voor Burroughs zelf. Eerder in dit artikel noemden we dit al een vorm van exorcisme. Juist omdat het persoonlijke leven en de literatuur bij Burroughs zo sterk door elkaar heen lopen, is het veelzeggend dat hij over een selectief aantal zaken niet schreef; deze bewust geheim hield. Bijvoorbeeld over zijn (vermeende) liefde voor Ginsberg, over de dood van zijn echtgenoot Joan Vollmer, of over hun zoon, William S. Burroughs Jr., die in 1947 geboren werd, eveneens schrijver was, maar op zijn drieëndertigste overleed aan de gevolgen van een alcoholverslaving. Burroughs Jr. had weinig tot geen contact met zijn vader en het was Ginsberg die voor hem zorgde tot zijn dood in 1981.


Het einde van de strijd

In haar beroemde artikel 80 Books No Woman Should Read schrijft Rebecca Solnit dat Burroughs hoog op haar no-list staat ‘because there are so many writers we can read who didn’t stab or shoot their wives.’ Ook wat betreft de inhoud moet worden gezegd dat het werk van Burroughs een zeker misogyn (en racistisch) karakter heeft. Dit geldt overigens voor vrijwel alle beatliteratuur, wat opmerkelijk is, gezien de progressiviteit van deze ‘vrije geesten’. Ook Ginsberg geeft in zijn beroemde collegereeks over de beats, in 2004 uitgegeven als The Best Minds of My Generation: A Literary History of the Beats toe dat Burroughs vrouwen haatte. Dit aspect maakt zijn werk dan ook op een bepaalde manier gedateerd en minder aantrekkelijk voor hedendaagse lezers.

Toch is zijn werk ook van emancipatoir belang. Enerzijds in positieve zin doordat hij een stem en een gezicht gaf aan de randfiguren van de samenleving en zo het zelfgenoegzame en eenvormige zelfbeeld van Amerika doorbrak. Daarnaast was hij ook als een van de eersten openlijk homoseksueel, waardoor hij door velen wordt gezien als pionier in de strijd om homorechten. Anderzijds in negatieve, afbrekende en vernietigende zin. Veelzeggend hiervoor is precies het feit dat hij zich totaal niet identificeerde met deze rol als pionier. Toen hij hier in een persconferentie eens naar gevraagd werd, antwoordde hij: ‘I have never been gay a day in my life, and I’m sure not part of any movement.

Burroughs weigerde zich te identificeren als gay, en verzette zich sterk tegen de cultuur met bijbehorende regels die er heerste onder homoseksuelen in die tijd. Evenzo verzette hij zich tegen de cultuur en bijbehorende regels in de wereld van de junks. Ook identificeerde hij zich niet met de term ‘father of the beats’, waar hij zichzelf geen onderdeel van zag, noch met ‘godfather of punk’: ‘I am not punk and don’t know why anyone would consider me the godfather of punk.‘ De rebellie van Burroughs bestond uit het vernietigen en deconstrueren van identiteit en labels, zowel op maatschappelijk niveau als op het niveau van de taal. Precies daarom is zijn werk dan ook fundamenteel emancipatoir en tot op de dag van vandaag relevant.

Maar waar heeft deze rebellie, waarvan de sociaalmaatschappelijke invloed zich bewezen heeft, Burroughs gebracht? Kunnen we, ondanks al die afbraak, ook iets van een antwoord vinden, hetgeen zoals gezegd uiteindelijk het doel was van al dit taalgeweld? Zijn werk bevat hiervoor weinig expliciete aanwijzingen. Maar als we de overgang maken naar zijn persoonlijke leven, hetgeen in overeenstemming is met de voor de beats zo kenmerkende verwevenheid hiervan, vinden we misschien een aanwijzing in het allerlaatste wat hij schreef.

In de documentaire William S. Burroughs: A Man Within (2010) wijzen veel van de geïnterviewden op zijn uiterst moeilijke verhouding ten aanzien van de liefde. Volgens sommigen was hij enkel in staat om van zijn vele katten te houden (wanneer hij in een interview gevraagd wordt naar de dreigende kernoorlog, raakt hij ontroert door de gedachte wat die oorlog voor zijn katten zou betekenen). Echter, net voordat hij in augustus 1997 op 83-jarige leeftijd overlijdt in Kansas, slechts een paar maanden na Allen Ginsberg, noteert hij de volgende woorden in zijn dagboek, die voor altijd zijn allerlaatste zullen blijven: Love? What is it? Most natural painkiller what there is. LOVE.


Meer weten over het werk en leven van William S. Burroughs?

Van de werken van William S. Burroughs werden er heel wat naar het Nederlands vertaald, maar zijn op dit moment alleen maar te vinden in antiquariaten. Daartoe behoren naast zijn bekendste werken Junkie en Naakte lunch ook Nova Express, Queer en De zachte machine.

Wie een duidelijk beeld wil krijgen van de persoon William S. Burroughs, raden we aan om gewoon een keer zijn naam door een zoekmachine te gooien. Er zijn namelijk heel wat merkwaardige, interessante en zelfs bizarre video’s van en over Burroughs op het internet te vinden. Enkele voorbeelden daarvan zijn dit interview met Burroughs over zijn verslavingen, deze rondleiding in zijn appartement ‘The Bunker in New York en dit bevreemdende filmpje waarin je Burroughs ziet schieten op t-shirts of nog gekker: op een print van de beeltenis van William Shakespeare.

William S. Burroughs was meer dan een schrijver. Burroughs is een voor velen popidool. Een imago dat hij kracht liet bijzetten door onder andere mee te doen aan een reclamecampagne van het bekende modemerk Nike. Of door op te duiken in een videoclip van de populaire popband U2.

Als laatste raden we zeker dit artikel aan van onze vrienden van het Nexus Instituut over het werk en leven van de Amerikaanse schrijver.