De roep van de wildernis: over het leven van Marian Engel en haar controversiële cultroman Beer
Achtergrond door Katja Feremans
/ Illustratie: Sarah-Kay Blewitt
Leestijd:
In 1976 scheert de in Toronto geboren Marian Engel hoge toppen met Beer, tot op heden een van de meest controversiële romans van Canada. In het boek beleeft een jonge archiefmedewerkster een passionele relatie met een beer tijdens een zomer in een landhuis op een afgelegen eiland in het noorden van Ontario.
Beer komt in 2014 onverwachts opnieuw onder de aandacht door een post op de Amerikaanse website Imgur: ‘What the actual fuck, Canada?’ klinkt het, in combinatie met een oude paperbackcover van Bear met daarop een wulpse schone en achter haar een bruine beer die haar omhelst. De post wordt meer dan een miljoen keer bekeken, een momentum dat uitmondde in een heruitgave van Bear – weliswaar met een subtielere omslagafbeelding die beter de lading dekt.
Marian Engel (1933-1985) schrijft tijdens haar leven naast Beer ook nog zes andere romans, evenals kortverhalen, twee kinderboeken, een non-fictiewerk over de Canadese eilanden en talloze essays en recensies. In dit artikel kom je meer te weten over haar en lees je hoe ze wegkwam met een roman over een erotische verhouding tussen een vrouw en een beer.
Vrouw met beer aan de haard
De archiefmedewerkster Lou reist op vraag van het Historisch Instituut van Toronto naar Cary’s Island in noordelijk Ontario. Ze gaat er de bibliotheek inventariseren van de Engelse kolonel John William Cary. Die verkaste naar Canada en verwierf in 1834 het recht om zich het eiland toe te eigenen. Tot Lou’s verbazing hokt er in een schuur bij het landhuis een tamme beer. Zijn aanwezigheid is even wennen, maar zodra ze van de eerste schrik is bekomen, vindt Lou het idee van een beer als metgezel ‘heerlijk elizabethaans en exotisch’. Stap voor stap wint ze het vertrouwen van de lobbes dankzij enkele gouden tips van de stokoude, plaatselijke indiaanse vrouw Lucy, die denkt en handelt vanuit de traditionele, primitieve connectie van de inheemse bevolking met de natuur.
Lou gaat samen met de beer in de rivier zwemmen, maar dat is lang niet alles. Op een avond, terwijl ze is verdiept in de classificatie van een reeks Victoriaanse natuurhistorische handboeken, komt hij op eigen houtje langs de trap de bibliotheek binnen gestommeld en gaat er bij het haardvuur liggen. Enigszins verbluft laat Lou hem begaan. Pas tegen bedtijd werkt ze hem buiten. Een volgende avond waarop dit beginscenario zich herhaalt, krijgt echter een uitgesproken erotische wending.
Enerzijds kampt Lou vanaf dan met een vleugje schuldbewustzijn over deze ondefinieerbare intimiteit. Anderzijds voelt ze zich bevrijd in het bijzijn van de ‘stoffige massa zwartig bont’. Paal en perk stellen aan de relatie kan ze bijgevolg niet. Integendeel, ze gaat meer en meer op in de beer. Haar huid, haar haren en haar nagels beginnen zijn muskusachtige geur te dragen. Ze vindt hem ruw en teder, wijs, toegeeflijk, geduldig en onvoorstelbaar aardig. Aardiger dan de mannen uit haar verleden, want met hen lukte het haar niet om echt contact te maken. Ondanks wat ze zelf het ‘koudvuur in haar ziel’ noemt, verlangt Lou wel degelijk naar een diepere verbinding. Toch zal ze die uiteindelijk elders moeten zoeken, want de beer heeft zo zijn eigen manier om haar duidelijk te maken dat de zogezegd gedeelde hartstocht een illusie is en blijft.
De roep van de wildernis
Beer kent een moeizame ontstaansgeschiedenis. Uit brieven blijkt dat Marian Engel zich soms afvraagt of de ‘berenroman’ er überhaupt ooit zal komen. Dat ze afstevent op een echtscheiding was niet meteen bevorderlijk voor haar concentratie, net zomin als de aandacht die haar tweeling van een jaar of tien nodig heeft. Daar komt nog bij dat de opzet van het boek in wording bij menigeen de wenkbrauwen doet fronsen. Zo ook bij haar voormalige scriptiementor. ‘But how can you handle a novel about a woman and a bear?’ werpt hij in mei 1975 op in een brief. Om er evenwel aan toe te voegen dat hij niet uitsluit dat de roman het succes van het decennium kan worden. Het uitgangspunt leek hem weliswaar bizar, maar in het licht van het tijdsklimaat op dat moment, acht hij niets onmogelijk. We schrijven de jaren zeventig, waarin zowel feministisch als etnisch activisme de gemoederen beroeren in Canada. Beide maatschappelijke tendensen zijn in Beer dan ook voelbaar onder de waterlijn.
Het koloniale trauma van Canada staat destijds hoog op de maatschappelijke agenda. De oorsprong van deze problematiek gaat terug tot halfweg de zestiende eeuw. Engelse en Franse immigranten eigenden zich destijds gebieden toe in het onherbergzame Noorden, dat ongeveer een derde van Canada beslaat. Daarbij namen ze gronden in van lokale stammen. Onder meer indianen werden zo verdrongen naar reservaten. In 1960 kregen de First Nations stemrecht, maar hun politieke, sociale en economische achterstelling bleef voortduren.
De wildernis, het felbevochten terrein van zowel de inheemse bevolking als de imperialistische nieuwkomers, wordt vanaf de jaren zestig en zeventig ook vanuit een heel andere hoek geclaimd. Schrijvers van fictie herkennen er een symbolische plek in voor herbronning. Margaret Atwood, de grande dame van de Canadese literatuur, belicht die mystiek van het barre Noorden in Strange Things: The Malevolant North in Canadian Literature (1995). Daarin omschrijft ze de wildernis als ‘geheimzinnig, ontzagwekkend op een bijna religieuze manier, vijandig tegenover de witte mens, maar verleidelijk; dat ze je zou inpalmen en je de kop zou kosten; dat ze je gek zou maken, en je uiteindelijk voor zich zou opeisen.’
Vooral schrijfsters zetten onder invloed van het feminisme de wildernis neer als een afgelegen locatie die vrouwen inspireert om zichzelf opnieuw uit te vinden. In die context kadert ook de keuze van Marian Engel om Lou in Beer ‘into the wild’ te sturen – al dient gezegd dat de woeste natuur op Cary’s Island al flink was teruggedrongen en Lou wel degelijk beschutting vindt in het landhuis.
Een schrijfster op de barricaden
Beer wordt overwegend enthousiast onthaald. De kers op de taart is de bekroning met de Governor General’s Literary Award, waarmee het boek wordt uitgeroepen tot de beste Canadese roman van 1976. Dankzij Beer schittert Marian Engels literaire ster dan ook meer dan ooit tevoren. Dat betekent niet dat ze voordien een onbekende was in de Canadese letteren. Ze heeft op dat moment immers al vier romans op haar naam en Engel staat bekend als de voorvechtster van de belangen van schrijvers. Dat er een literaire activiste – mét humor – in haar schuilt, blijkt al uit een brief die ze in 1965, kort na de geboorte van haar tweeling, naar de bibliotheek van Toronto stuurt. De aanleiding was een boete.
Bij wijze van inleiding schetst ze in de brief het leven zoals het is met twee borelingen in huis: ‘Echtgenoten moeten overwerken, babysitters verdwijnen in een of andere onderwereld waar alleen zij weet van hebben, baby’s worden ziek. Je overweegt om de boeken per taxi terug te sturen, maar hoopt dat er zich nog een goedkopere optie aandient.’ Ze beoogt de kwijtschelding van haar boete, maar zoomt eerst nog in op enkele punten waarop de bibliotheekcollectie in haar ogen tekortschiet, onder het motto ‘alles kan altijd beter’. Let wel, het gaat om de openbare bibliotheek van Toronto, de grootste van Canada! Haar vier aanmerkingen: het aanbod aan Amerikaanse prozaschrijvers is onvolledig, de detectives overstijgen het pulpniveau niet, de bij de uitgang weggestopte sectie huis en gezin is beschamend en tot slot zitten er te veel gaten in het oeuvre van grote auteurs zoals Honoré de Balzac en Henry James.
Tien jaar na die brief zetelt Engel gedurende drie jaar zelf in het bestuur van de bibliotheek. In de tussentijd staat ze mee aan de wieg van de Canadese Writers’ Union en wordt ze in 1973 de eerste voorzitter van deze vereniging. Ook staat ze mee op de barricaden voor het leenrecht, dat een jaar na haar dood in Canada is ingevoerd. Mede dankzij haar krijgen auteurs er dus sinds 1986 een vergoeding, wanneer hun werk via bibliotheken wordt ontleend.
Koorddansen
Marian Engel ervaart haar leven als een voortdurend schipperen tussen het schrijverschap en haar rol als echtgenote en moeder. Vaak heeft ze zich uitgesproken over de uitdaging om alle bordjes in de lucht te houden. Aan orde scheppen komt ze nauwelijks toe, ziet ook haar landgenoot en auteur Matt Cohen. Hij is dermate onder de indruk van de bende bij haar thuis dat hij er een passage aan wijdt in zijn memoires, Typing: A Life in 26 Keys (2000). Daarin licht hij toe dat er zoiets bestaat als een categorie ‘woonkamers van geplaagde huisvrouwen’. De chaos in de leefruimte van Marian Engel vindt hij evenwel ronduit hors catégorie. Ook haar werkkamer ligt er volgens hem steevast bij alsof er net een verwoestende orkaan doorheen is geraasd. Toch is die plek op een of andere manier de voedingsbodem voor de eindeloze stroom van verbluffend stijlvolle recensies en dito proza, werk waarvan hij voordien dacht dat het tot stand was gekomen in een soort museale, perfecte orde.
In 1979 krijgt Marian Engel te horen dat ze kanker heeft. Schrijver en soulmate Timothy Findley is in de jaren die volgen haar rots in de branding. In 1972 heeft hij er nochtans tegen opgezien om haar voor het eerst te ontmoeten. Haar eerdere uitlatingen over zijn tweede roman, The Butterfly Plague (1969), zitten hem namelijk dwars. Voor twee verschillende bladen in Toronto heeft ze een bespreking geschreven – daarmee is zij weliswaar zowat de enige die aandacht aan zijn boek schenkt. In een van die recensies stelt ze dat het niet meteen het beste was wat er ooit was geschreven. Het was ‘oké, maar…’ Bij die bewuste kennismaking een drietal jaar later staat ze dan voor hem en zegt iets als: ‘Hi. You’re Findley aren’t you? I suppose you want to shoot me.’ Dat is evenwel niet zo, want zo stelt hij meteen vast: ‘You cannot shoot Marian Engel. She is not that kind of person.’
‘Ik ben geweldig in vorm, zij het dan dat ik ernstig ziek ben.’
Eind december 1979 laat Marian Engel Timothy Findley weten hoe haar kijk op het leven verandert, nu ze met kanker heeft af te rekenen. Ze kan nu gewoon leven, zonder voortdurend verder of hoger te willen reiken. Ze schept plezier in pakweg het weer en de katten. In haar woorden: ‘Iemand heeft me genade gegeven waardoor ik gewoon mag zijn.’
Dat ze voorheen vaak het gevoel heeft niet te voldoen, heeft onder meer te maken met demonen uit haar kindertijd. Met de hulp van een psychotherapeut probeert ze die een plaats te geven – Beer is overigens aan hem opgedragen. Waar de knoop zit? Marian Engel wordt kort na haar geboorte samen met haar tweelingzus door haar biologische moeder afgestaan. Haar biologische moeder is slechts achttien, alleenstaand, en onbemiddeld. De jonge moeder ziet geen andere uitweg dan haar twee dochtertjes over te dragen aan een tehuis. Na drie jaar worden de kleuters elk apart geadopteerd. Marian Engel kan het goed vinden met haar pleegouders, maar dat neemt niet weg dat de gebeurtenissen van voor haar adoptie op haar wegen.
In september 1984 schrijft ze aan Timothy Findley: ‘Ik ben geweldig in vorm, zij het dan dat ik ernstig ziek ben.’ Later dat jaar, met kerst, maakt ze met haar zoon en dochter een trip naar Parijs. Die reis staat op haar bucketlist, ook al moet ze de Lichtstad in een rolstoel bezoeken. Haar liefde voor Parijs houdt ze over aan de tijd die ze in Europa heeft doorbracht, toen ze achter in de twintig was. Met een beurs studeerde ze daar een jaar Franse literatuur aan de universiteit van Aix-en-Provence. De Zuid-Franse stad werd haar uitvalsbasis om Europa te verkennen. Daarbij was ze toen in Parijs op Howard Engel gebotst, een vroegere Canadese studiegenoot met wie ze later trouwt.
Vrouwelijke bravoure en subversieve humor
In het voorjaar van 1985 overlijdt Marian Engel. Een jaar na haar dood wordt de Marian Engel Award in het leven geroepen, een prijs ter aanmoediging van al enigszins gevestigde Canadese schrijfsters aan wie de jury nog een extra duwtje in de rug wil geven. De eerste die de prijs in de wacht sleept, is de latere Nobelprijswinnares Alice Munro.
Op haar beurt heeft zij een lovende bijdrage geleverd voor het aan Marian Engel gewijde themanummer van het tijdschrift Room of One’s Own (1984). Daarin heeft ze het over haar klik met Marian Engels eerste twee romans. Ze vindt die aansluiten bij de stimulerende sfeer die zij zich herinnert uit de jaren vijftig. Als jonge moeder kwam ze toen graag met vriendinnen samen om urenlang aan keukentafels te zitten kletsen, lachen, roken en koffie te drinken, om dan alle gekheid aan de kant te schuiven en toch tot iets te komen dat hout sneed. Die uren, die voor de afwisseling eens niet draaiden om hun echtgenoten en hun kinderen, ervoeren deze jonge vrouwen als levensnoodzakelijk. In de ogen van Alice Munro capteert Marian Engel diezelfde toon en vrouwelijke bravoure, alsook de subversieve humor en wanhopige flitsen van eerlijkheid. Meer nog, Marian Engel dringt helemaal door tot de onderliggende kern van dat alles. Haar werk is zodoende geen verlengstuk van al die conversaties, maar in zekere zin een rechtvaardiging ervan. ‘Zij wist waar we naartoe wilden,’ aldus Alice Munro.
Ook de Canadese cultklassieker Beer getuigt onmiskenbaar van Marian Engels bravoure en subversieve humor. Vanuit de groteske invalshoek – een beer in de rol van de geliefde – slaagt Marian Engel erin om dankzij haar heldere stijl, ironische speldenprikken en subtiele symboliek de emancipatiestrijd van een moderne vrouw op een originele manier vorm te geven.
Meer lezen en weten over Marian Engel en beren in de literatuur?
Over beren gesproken. Wist je dat de Engelse romantische dichter en schrijver Lord Byron – die goed bevriend was met Percy Bysshe Shelley en Mary Shelley – mocht aan Trinity College in Cambridge volgens de regels van het huis geen hond houden. Dat stemde hem furieus. Uit balorigheid haalde hij dan maar een tamme beer binnen, want daarover zei het reglement niets. Byron ging met de beer aan de lijn wandelen, praatte met hem en overwoog om hem als student aan het college in te schrijven.
Nog over Beer gesproken: het huis op Cary’s Island is een klassiek voorbeeld van de achthoek van Fowler. Orson Squire Fowler was een excentrieke, Amerikaanse amateurarchitect. Hij was ervan overtuigd dat een achthoekig huis budgetvriendelijker kon worden gebouwd dan een klassiek ontwerp en ook nog eens energiezuiniger was én beter voor de (mentale) gezondheid van de bewoners.
Op 13 juli 1978 werd Marian Engel door CBC Television (Canadian Broadcasting Corporation, de publieke omroep van Canada) geïnterviewd over Beer. Het interview is hier integraal te bekijken.
Beer voert een door CBC samengestelde top 10 aan van controversiële Canadese romanklassiekers. Daarnaast zijn ook Het verhaal van de dienstmeid van Margaret Atwood alsook Het negerboek van Lawrence Hill opgenomen in de lijst. De volledige lijst kan je hier bekijken.
Na de dood van Timothy Findley in 2002 werd zijn naam gekoppeld aan een tegenhanger van de Marian Engel Award, bedoeld voor een mannelijke auteur. Sinds 2008 zijn beide prijzen samengevoegd tot de Canadese oeuvreprijs de Writers’ Trust Engel Findley Award.
Marian Engel debuteerde in 1968 met No Clouds of Glory, ook bekend onder de titel Sarah Bastard’s Notebook, is het stream of consciousness-relaas van Sarah Porlock, een vrouw van dertig die het tot assistent van een literatuurprofessor schopt. Ze loopt echter verloren in het mannenbastion, dat de academische wereld is. En doordat ze zich in de liefde inlaat met getrouwde mannen, is ook dat niet meteen een pad dat over rozen gaat. Deze roman, evenals de rest van het oeuvre van Marian Engel, is nog niet naar het Nederlands vertaald.