Zoek binnen Karakters
Present

Zolobet

350% tot 1500 EUR + 150 FS

NU SPELEN

De schrijver als muze: over het leven en werk van Jean Genet en zijn invloed op David Bowie en andere iconen uit de pop- en rockmuziek

“The Jean Genie lives on his back / The Jean Genie loves chimney stacks / He’s outrageous, he screams and he bawls / Jean Genie, let yourself go”

Het is 1972 als ‘The Jean Genie’ voor het eerst op de radio te horen is. David Bowie bestormt met het nummer de hitlijsten, in de gedaante van zijn alter ego, Ziggy Stardust: een androgyne popster die zich afficheert als buitenaards wezen. Het zijn de hoogtijdagen van de glamrock.

‘The Jean Genie’ is een aanstekelijk liedje, met een stevig ritme, een speelse mondharmonica en een refrein dat lekker makkelijk mee te zingen is. Het nummer bereikte de zesde positie in de Nederlandse top 40 en in België kwam het tot de zevende plaats. Maar wat zong iedereen eigenlijk uit volle borst mee? Gaat dit over een genie in spijkerbroek zoals in het beroemde boek van Thea Beckman? En waar slaat die voorliefde voor schoorstenen (chimney stacks) eigenlijk op? In een interview onthulde David Bowie al snel dat het een – ietwat gezochte – woordspeling is. De naam verwijst naar de Franse avant-garde schrijver Jean Genet.

Wie is Jean Genet en waarom schrijft niemand minder dan David Bowie een nummer over hem? Een portret over zijn werk, leven en de cultstatus die Genet nog steeds geniet in de pop- en rockmuziek.


Een abonnement op de gevangenis: over het leven Jean Genet

Het leven van de in Parijs geboren Jean Genet (1910-1986) vormt een rijke voedingsbron voor een uitgebreid literair oeuvre. Over zijn ouders is weinig bekend. Hij was een ongewenst kind dat door zijn moeder wordt achtergelaten bij de Assistance Publique (het Burgerlijk Armenbestuur). Hij brengt dan enige tijd door in een weeshuis en wordt later in een pleeggezin geplaatst in een dorpje in de Morvan, een armoedige streek in het midden van Frankrijk.

Op tienjarige leeftijd belandt hij voor het eerst in gevangenis, voor diefstal. Hij heeft later altijd beweerd dat hij onschuldig was, maar dat hij, omdat de samenleving hem nu eenmaal als dief had gelabeld, besloot om dan maar als dief door het leven te gaan. Of het echt zo in elkaar zit valt moeilijk te achterhalen. Feit is wel dat criminaliteit en gevangenissen vanaf dat moment als een rode draad door zijn leven zullen lopen.

Het opvoedingsgesticht waar Genet aanvankelijk terecht komt, het beruchte Mettray is een afgezonderde jongens- en mannenwereld, waarin homoseksualiteit welig tiert en waar allerlei min of meer perverse machtsverhoudingen ontstaan. De jonge Genet voelt zich er thuis. Als hij weer buiten de muren staat, geeft hij zich over aan een leven van rondzwerven, jatten, smokkelen en prostitutie. Hij treedt toe tot het vreemdelingenlegioen maar deserteert ook weer en brengt meerdere malen de nodige tijd binnen de muren van de gevangenis door.

Tijdens een van die periodes van opsluiting, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, begint Genet te schrijven. Eerst een lang gedicht waarin hij een ter dood veroordeelde moordenaar verheerlijkt, daarna begint hij aan wat zijn debuutroman zal worden: Onze Lieve Vrouw van de Bloemen.

De hoofdpersoon van dit boek, die – geheel toevallig natuurlijk – eveneens Jean Genet heet, is een gevangene, die plaatjes van misdadigers (liefst moordenaars) uit kranten knipt en die boven zijn bed hangt om zich bij af te kunnen trekken. Daarbij laat hij zijn fantasie de vrije loop, wat resulteert in een hallucinante reis langs pooiers, hoeren, travestieten en andere outcasts. Die personages zijn deels gebaseerd op de door Genet bewonderde moordenaars, deels gemodelleerd naar personen die hij kende, deels ook ontsproten aan zijn verbeelding.

Het is een boek dat, zeker bij verschijnen, schokkend was en zijn tijd vooruit (zo zou Gerard Reve in Nederland pas in de jaren zestig open en bloot schrijven over zijn homo-erotische avonturen). Genets naam was gevestigd en diverse schrijvers, zoals André Gide en Jean-Paul Sartre bewonderden zijn lyrische schrijfstijl én zijn gewaagde thematiek. Na Notre-Dame-des-Fleurs volgden andere werken, allemaal sterk autobiografisch, deels over zijn jeugd, zijn tijd in Mettray, het leven in de gevangenis en de relaties tussen de gedetineerden. Steeds is er de fascinatie voor de zelfkant van de samenleving, voor seks en macht, voor goed en kwaad en de flinterdunne lijn die die twee van elkaar scheidt. Of probeert te scheiden.

Toen Jean Genet in 1948 levenslang kreeg omdat hij voor de tiende keer veroordeeld was, pleitten bekende schrijvers als Jean-Paul Sartre en Jean Cocteau voor zijn vrijlating. Inderdaad kwam Genet opnieuw vrij. Zijn productiviteit kwam dat niet ten goede, want hij schreef zijn meeste en beste werk in gevangenschap. In de loop der jaren verschoof zijn aandacht meer naar theater en cinema. In 1950 verspreidde hij zijn film Un Chant d’Amour onder vrienden. Het homo-erotische gevangenissprookje haalde de bioscopen niet en later, in 1970, voorkwam Genet zelf dat de film voor een groot publiek te zien zou zijn.

In zijn latere leven zou Jean Genet controversieel blijven, nu meer vanwege zijn politieke opvattingen, omdat hij onder andere openlijk de PLO, de Rote Armee Fraktion en de Black Panthers steunde. Hij onderhield vriendschappen – met bijvoorbeeld de beroemde beeldhouwer Alberto Giacometti – en relaties, maar verbrak die ook steeds weer, rusteloos als hij was. In 1986 werd hij tijdens een verblijf in Parijs dood aangetroffen in zijn hotelkamer door zijn toenmalige minnaar, een voormalig autocoureur. Hij werd begraven in Marokko, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonachtig was.


Jean Genet als ‘The Jean Genie’ van David Bowie

Het hoeft niet te verbazen dat een artiest als David Bowie (of eigenlijk ‘Ziggy Stardust’) zich herkende in de schrijver Jean Genet. Weliswaar bracht Bowie niet het merendeel van zijn tijd door in de gevangenis en heeft hij nooit deel uitgemaakt van het vreemdelingenlegioen, maar dat hij zich aangetrokken voelde tot de uitspattingen (met name op seksueel gebied) van Genet en ook diens fascinatie deelde voor het obscene en het abjecte, is goed te begrijpen.

De voortdurende afwisseling en vermenging van goed en kwaad, heilig en profaan, mooi en lelijk, speelt ook in Bowies muziek een rol. Vooral in de vroege zeventiger jaren. De jonge en nog tamelijk onbekende zanger brengt in die tijd een ware hype op gang met zijn album The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars. Het is een zogenaamd conceptalbum, dat het verhaal vertelt van een rockster die ten onder gaat aan zijn eigen succes. Ziggy Stardust is een buitenaards wezen (of beeldt zich dat in; eigenlijk blijft dat onduidelijk) dat op aarde neergedaald is om het eind der tijden aan te kondigen. Hij wordt met name door de jeugd, die in verzet komt tegen de oudere generatie en zich overgeeft aan losbandigheid, als een held vereerd. Zijn succes leidt uiteindelijk tot de ondergang. Hoe het met hem afloopt blijft, wederom, obscuur. In het nummer ‘Ziggy Stardust’ dat in feite een beknopte autobiografie van het personage Ziggy vormt, wordt gesuggereerd dat hij door zijn eigen fans wordt omgebracht. Het laatste nummer van het album ‘Rock and Roll Suicide’ suggereert dat het om zelfmoord gaat.

Het verhaal dat het album vertelt krijgt een theatrale vertolking in de concerten die Bowie geeft. Hij kruipt in de huid van het personage dat hij gecreëerd heeft. Op het podium, in de interviews die Bowie later geeft en uiteindelijk ook meer en meer in het dagelijks leven, doet hij zich voor als Ziggy. Zijn uitdagende performance, maar vooral zijn extravagante uiterlijk (roodgeverfd haar, een matje in zijn nek, geëpileerde wenkbrauwen, make-up, jumpsuits in combinatie met hoge veterlaarzen en – na verloop van tijd – steeds buitenissiger creaties) brengen een ware hype op gang. Als Bowie/Ziggy zich ook nog openlijk presenteert als biseksueel is de shock compleet. Kort daarop volgt een foto van Bowie die bij een optreden met zijn tong de gitaar bespeelt van zijn gitarist Mick Ronson.

Nog in hetzelfde jaar verschijnt een nieuw album, Aladdin Sane, een album dat alleen al door de voorkant een onuitwisbare indruk maakt. Het ontblote bovenlijf van David Bowie/Ziggy Stardust, met een bliksemschicht over zijn gezicht geschminkt. Bowie heeft zijn ogen neergeslagen, een artificiële druppel loopt uit zijn schouderholte. De hoes is iconisch voor een complete subcultuur.

‘The Jean Genie’ is het één-na-laatste nummer van het album, maar wordt iets eerder al als single uitgebracht. Het is een ode aan Jean Genet, al heeft Bowie ook aan zijn vriend en collega-artiest Iggy Pop gedacht bij het schrijven van de tekst. Het nummer lijkt het verhaal te vertellen van iemand met weinig levenservaring (een ‘poor little greenie’ noemt Bowie hem) die in de grote stad belandt en zich daar in het wilde nachtleven stort.

‘The Jean Genie lives on his back/ The Jean Genie loves chimney stacks’. Die raadselachtige woorden krijgen in het licht van Jean Genets reputatie een dubbelzinnige betekenis. Het leek in eerste instantie misschien vergezocht om in een schoorsteen een metafoor voor het mannelijk geslachtsorgaan te zien, maar wie bekend is met het werk van Genet vindt dat helemaal niet zo’n verbazingwekkende vergelijking. Genet bedient zich voortdurend van dat soort beeldspraken. Al op een van de eerste bladzijden van Onze Lieve Vrouw van de Bloemen schrijft hij: ‘jouw uitgerekt en ontbloot lid ging door mijn mond met de plotselinge kwaadaardige scherpte van een torenspits die een donderwolk doorboort of een hoedenspeld die een borst doorprikt.’

Behalve hun promiscuïteit en hun voorliefde voor penissen hebben ‘The Jean Genie’ en Jean Genet niet zo heel veel overeenkomsten. Wél lijkt Bowies nummer, en dan vooral de uitgelaten kreet ‘let yourself go!’ aan het einde van het refrein, een hommage aan het compromisloze, opstandige karakter van Genet. En misschien lijkt ‘The Jean Genie’ ook wel wat op zijn schepper, David Bowie/Ziggy Stardust.

Op 3 juli 1973 besluit Bowie een einde te maken aan de maskerade. Tijdens een optreden in The Hammersmith Odeon in Londen kondigt hij aan nooit meer te zullen optreden in de gedaante van Ziggy Stardust. De boodschap komt, gevolgd door ‘Rock and Roll Suicide’, het laatste nummer van de avond, als een theatrale zelfmoord.


Jean Genet als inspiratiebron voor onder anderen Placebo, Pete Doherty en The Pogues

Jean-Paul Sartre en David Bowie waren zeker niet de enige bewonderaars van Jean Genet. In 1996 brengt ook de Britse band Placebo een ode aan de schrijver in de vorm van het nummer ‘Lady of the Flowers’ (1996). Toevallig (of misschien juist helemaal niet) grijpt Placebo in veel opzichten terug naar de glamrock van de jaren zeventig. De voorman van de band, zanger en tekstschrijver Brian Molko, meet zich net als Bowie een androgyn imago aan. Bowie was dan ook een fan van het eerste uur en liet Placebo zelfs in zijn voorprogramma spelen toen de band nog niet bekend was bij het grote publiek.

Het nummer is vernoemd naar Jean Genets bekendste roman. De titel van die roman is meteen al veelzeggend. Het is een knipoog naar Les Fleurs du Mal (in het Nederlands verschenen als De bloemen van het kwaad) van Charles Baudelaire. Genet voelde zich, evenals Baudelaire, aangetrokken tot het kwaad en gaat zelfs zo ver het te vergoddelijken. In zijn werk zijn misdadigers helden, zijn zondaars heiligen en is verraad de norm. De wereld van Genet is – in veel opzichten – een omgekeerde wereld.

‘Our Lady of the Flowers’, oftewel Onze Lieve Vrouw van de Bloemen, is de bijnaam die ene van de personages uit het boek mee heeft gekregen: een homoseksuele moordenaar en drugsdealer, die uiteindelijk tot de dood wordt veroordeeld. Door zijn bijnaam krijgt hij iets heiligs en iets vrouwelijks. Datzelfde geldt voor Divine, een personage dat deels gebaseerd lijkt op Genet zelf. Divine gaat als vrouw door het leven en prostitueert zich. Mignon-les-Petits-Pieds (Darling Daintyfoot in het Engels) is haar voornaamste minnaar en pooier.

In het boek is de Lady of the Flowers dus een man. Bij Placebo is dat minder duidelijk. In het eerste couplet wordt er een ‘hij’ geïntroduceerd: ‘He likes your attitude / He tries it on for size / He spends the afternoon / Between your thighs’

De woorden ‘He tries it on for size’ lijken te suggereren dat deze persoon graag vrouwenkleren draagt. Die lezing wordt aangemoedigd door het refrein: ‘It seemed to last for hours / It seemed to last for days / This lady of the flowers / And her hypnotic gaze’

Hier verschijnt ineens een ‘Lady of the Flowers’ ten tonele. Een nieuw personage? Of is het eerder de vrouwelijke verschijningsvorm van hetzelfde personage? De gedachte aan die laatste mogelijkheid dringt zich wel op. Brian Molko draagt bij aan die interpretatie door zelf ook regelmatig in vrouwenkleding op het podium te verschijnen.

De invloed van Jean Genet reikt verder. Ook Pete Doherty, voormalig zanger van The Libertines, is fan van zijn werk. In meerdere interviews noemt hij hem als een van zijn favoriete schrijvers. Het gesproken stukje Franse tekst aan het eind van het nummer ‘Last of the English Roses’ (2009) is volgens Doherty dan ook afkomstig uit Notre-Dame-des-Fleurs.

‘Ce soir, disons chez moi/ Enfin je compte de toi / Je te drague la rose mystique / Tu l’arrose mystique? / Ha, vas-y / C’est mon monde de soleil’ Misschien vergist Doherty zich, want in dat boek is het citaat niet terug te vinden. De ‘rose mystique’ lijkt eerder afkomstig uit een andere roman van Genet, Het Wonder van de Roos uit 1946. Ook die roman speelt zich af in de gevangenis en draait eveneens om een personage met de naam Jean Genet, die een fascinatie (of zeg maar rustig een obsessie) opvat voor een van zijn mede-gevangenen, namelijk Harcamone: een gewelddadige verkrachter en moordenaar, die een levenslange gevangenisstraf weet te ontlopen door een van de bewakers om het leven te brengen. Hij wordt ter dood veroordeeld. Genet vereert hem als een heilige.

Die verering leidt tot een reeks dromen, visioenen in feite, over Harcamone. In een van die wonderlijke dromen is hij er getuige van hoe vier mannen het hart van Harcamone betreden. In een van de kamers vinden ze ‘een roos van een monsterlijke omvang en schoonheid’. ‘La Rose Mystique’, mompelt een van de mannen. Het is een poëtische en spirituele passage, die wat doet denken aan de laatste canto’s van Dantes De goddelijke komedie. In deze laatste regels, waarin Dante opgaat tot de Almachtige, wordt de Allerhoogste zelf ook als een roos voorgesteld, waar engelen als bijen omheen cirkelen.

Als dit de passage is waar Doherty zich op gebaseerd heeft, is er niet veel overgebleven van de oorspronkelijke betekenis. Op de term ‘La Rose Mystique’ past hij namelijk een woordspeling toe: ‘la rose mystique’ – ‘l’arrose mystique’ (l’arrose = water geven). Grofweg is het een uitnodiging om thuis af te spreken bij de verteller (‘disons chez moi’). ‘Je te drague’ betekent zoiets als ‘ik verleid je’, waarna de woordspeling volgt met het bewateren van de mystiek.

Net als in het nummer van Placebo wordt ook door Doherty verwarring gecreëerd omtrent het geslacht van de hoofdpersoon. Want zoals de ‘Lady of the Flowers’ niet een lady is in de gewoonlijke betekenis van het woord, is dat van de ‘Last of the English Roses’ ook niet zo eenduidig te zeggen. De tekst suggereert dat het gaat om een vrouw (ook hier steeds het verwijswoord ‘she’). Ze is wel een beetje one of the boys, drinkt bier en ‘she knows her Rodney’s from her Stanley’s’. Die zin verwijst naar de voetballers Stan Bowles en Rodney Marsh, twee legendarische spelers van Queen’s Park Rangers, de favoriete voetbalclub van Doherty. Het is een wat omslachtige manier om te zeggen dat ze mee kan praten over voetbal.

In de clip wordt er dan ook op los ge(straat)voetbald, niet in de laatste plaats door Doherty zelf (uiteraard in een blauwwit shirtje van Queen’s Park Rangers). Opvallend: in de clip is geen spoor te bekennen van een vrouw die de rol zou kunnen vervullen van ‘Last of the English Roses’. In de slotscène van de videoclip zien we wel twee van de voetballers innig zoenen. Dan lijkt het niet meer zo vanzelfsprekend dat het liedje gaat over een vrouw. En ineens begrijp je dan ook waarom het in het eerste couplet gaat over tante Arthur: ‘My, you did look dapper in your mothers old green scarf/ With your famous Auntie Arthur’s trousers on.’

Het gevangenisleven dat Jean Genet zo indringend beschrijft vormt bovendien het uitgangspunt voor ‘Hell’s Ditch’ van The Pogues.

Dit nummer begint met de beschrijving van de ter dood veroordeelde Lady of the Flowers. De beschrijving van diens laatste minuten voor hij zal worden onthoofd, wordt afgewisseld met het beeld van een opgesloten Jean Genet die met het geslachtsdeel van een medegevangene, ene Ramon, speelt.

Die Ramon is een onbekende, want in Notre-Dame-des-Fleurs komt hij niet voor. In dat boek zit Genet alleen in een cel. De situatie die hier beschreven wordt zou dus ontsproten kunnen zijn aan de fantasie van Shane MacGowan, frontman van The Pogues, en niet aan die van Jean Genet. De scène die daarna beschreven wordt is zonder enige twijfel wél geïnspireerd door Genet, al komt ook deze niet als zodanig voor in het boek. Gay-porn, een terechtstelling en het geluid van de gong die het ontbijt aankondigt, lopen door elkaar in een verwarrend beeld. De fantasieën van het ik-personage worden ruw beëindigd door de geluiden van het alledaagse leven. ‘Back from heaven, back to hell,’ noemt McGowan het. Al denk ik dat die twee in de zienswijze van Jean Genet nagenoeg inwisselbaar zijn…


Meer weten en lezen over Jean Genet?

Op dit moment zijn er maar twee werken van Jean Genet in druk hoewel in het verleden zo goed als zijn hele oeuvre naar het Nederlands is vertaald. De twee werken die je op dit moment bij je favoriete boekhandelaar kan vinden, zijn: Dagboek van een dief (De Bezige Bij) en het korte verhaal De koorddanser (Vleugels) in nieuwe vertalingen van Kiki Coumans.

Wie zich verder wil verdiepen in het werk en leven van Jean Genet, kan daarvoor terecht bij De Groene Amsterdammer die begin dit jaar een uitgebreid artikel schreven over zijn leven naar aanleiding van het verschijnen van de nieuwe vertaling van Dagboek van een dief.

Zoals in het artikel wordt aangehaald, onderhield Jean Genet een nauwe vriendschap met Jean-Paul Sartre. Hun vriendschap was zo bijzonder, dat Sartre op een gegeven moment besloot te schrijven over Genet. Dat werk, De heilige Genet: martelaar en komediant, werd ook naar het Nederlands vertaald en verscheen bij Uitgeverij Bijleveld.

Niet alleen David Bowie of Brian Molko zijn fan van het werk van Jean Genet. Ook Patti Smith bewondert de Franse schrijver en bezocht enkele jaren geleden het graf van Genet in Marokko dat deze roerende beelden opleverde. Daarnaast verwijzen CocoRosie en Antony Hegarty naar Jean Genet in hun nummer ‘Beautiful Boyz’ en inspireerde de Franse schrijver Dire Straits tot het schrijven van ‘Les Boys’.

Dit artikel is onderdeel van een serie artikelen waarvan eerdere delen verschenen op The Daily Indie. In deze serie wordt gekeken naar de invloed van verschillende schrijvers op de pop- en rockmuziek. Het eerste deel gaat over de invloed van Mark Twain op de Britse band Franz Ferdinand. Het tweede deel gaat over de invloed van Fjodor Dostojevski op Iggy Pop en The National.