We waren vrienden, we droomden van liefde en roem: over Het meesterwerk van Émile Zola en zijn relatie tot Paul Cézanne en de impressionisten
Achtergrond door Camille Bortier
/ Illustratie: Veerle van Herk
Leestijd:
Telkens als Émile Zola een nieuwe roman voltooide, zond hij met trots een exemplaar naar zijn trouwe jeugdvriend, de kunstenaar Paul Cézanne. Naar goede gewoonte deed hij dat ook na de publicatie van Het meesterwerk, een boek waarin hij de treurige lotgevallen van de fictieve kunstschilder Claude Lantier vastlegde. Tot zijn grote ergernis ontdekte Cézanne dat het levensverhaal van de gefaalde artiest in de roman hem wel heel erg bekend voorkwam. Zijn woede was niet ongegrond: de gelijkenis tussen zijn eigen leven en dat van het hoofdpersonage in Het meesterwerk is inderdaad onmiskenbaar. Daardoor ontstond een conflict tussen Cézanne en Zola dat uiteindelijk de doodsteek betekende voor hun vriendschap.
De twee protagonisten van dit artikel zijn beslist geen onbekenden. Émile Zola, gelinkt aan de literaire stroming van het naturalisme, wordt vandaag gezien als een van de grootste romanschrijvers die Frankrijk gekend heeft. Émile Zola is onder meer bekend om zijn reeks De Rougon-Macquarts, een serie van twintig romans waarin hij de belevenissen beschrijft van verschillende leden van dezelfde familie onder het Tweede Franse Keizerrijk. Het was Honoré de Balzacs romancyclus La Comédie humaine die Zola inspireerde om zijn eigen reeks te creëren waarbij weerkerende personages de samenleving van zijn tijd afspiegelden. Verder is Zola ook vermaard om zijn pamflet J’accuse…!, waarin hij het opnam voor de Joodse kapitein Alfred Dreyfus, die valselijk beschuldigd werd van spionage. Zola’s vriend, Paul Cézanne was een kunstschilder die de overgang vormde tussen het laat negentiende-eeuwse impressionisme en het twintigste-eeuwse kubisme. Zijn vernieuwende vormen en kleuren beïnvloedden onder anderen Gauguin, Kandinsky, Matisse, Picasso, Braque en Mondriaan. Om die reden wordt hij vaak de vader van de moderne kunst genoemd. Wat is de wereld toch klein, want Zola en Cézanne, vandaag vaste waarden van de Franse cultuur, waren al bevriend toen ze nog op de schoolbanken zaten, zich allebei onbewust van de roem die hen te wachten stond.
Een bijzondere vriendschap
De bijzondere vriendschap tussen Émile Zola en Paul Cézanne werd in 1852 aangeknoopt in het Collège Bourbon in Aix-en-Provence. Zola, een bijziend buitenbeentje met een Parijs accent, werd door zijn medeleerlingen gepest. Een oudere jongen nam het voor hem op. Zijn naam was Paul Cézanne. Er wordt weleens verteld dat Zola de volgende dag met een mandje appelen bij Cézanne aanklopte om hem te bedanken. Een hartverwarmende anekdote, maar het is wellicht slechts een mythe die in onbetrouwbare bronnen circuleert. Wat wél vaststaat, is dat beide jongens in elkaar verwante zielen herkenden. Ze hadden ambitie gemeen, deelden een passie voor literatuur, verslonden samen de werken van Victor Hugo en Alfred de Musset en schreven zelf ook gedichten. Zola bewonderde de verzen van zijn vriend en achtte hem zelfs getalenteerder dan hijzelf, maar Cézanne wilde schilderen – niet schrijven. Dat was geen probleem, volgens Zola, want dichten kan je ook met verf en een penseel. De jongens beleefden samen een zorgeloze jeugd onder de zuiderse zon, totdat Zola in 1858 naar Parijs verhuisde. Hij ging er zijn moeder vergezellen, die enkele maanden eerder door financiële problemen reeds uit Aix-en-Provence vertrokken was.
Eenmaal gesetteld in Parijs ging Émile Zola’s schrijversdebuut niet meteen van een leien dakje. Hij slaagde niet voor zijn eindexamen aan het prestigieuze Saint-Louis Lyceum (de examinator vroeg hem naar de sterfdatum van Karel de Grote – hij zat er ‘slechts’ 500 jaar naast). Na een ellendige periode van werkloosheid en armoede begon hij in 1862 zijn literaire carrière bij de uitgeverij Hachette. Cézanne, nog steeds in Aix-en-Provence, had op academisch vlak meer succes. Hij behaalde zijn diploma secundair onderwijs en ging op aandringen van zijn vader rechten studeren. Schilderen werd daardoor een vrijetijdsbesteding die hij enkel in avondschool nog kon uitvoeren. In 1861 verbleef hij dan toch een half jaar in Parijs, waar hij aan de slag ging in het atelier Suisse. Daar ontmoette hij de schilder Camille Pissarro, die in hem een veelbelovend kunstenaar zag. Zola had erg uitgekeken naar Cézannes komst, maar al snel bleek dat het niet meer wilde boteren tussen de twee vrienden. Zola concentreerde zich op zijn carrière als schrijver en ergerde zich aan Cézannes onzekerheid. Cézanne, op zijn beurt, voelde zich onbegrepen door zijn vriend. Uiteindelijk keerde hij terug naar Aix-en-Provence. Na een koel afscheid concludeerde Zola dat zijn vriendschap met Cézanne misschien enkel kon standhouden onder de Provençaalse zon.
Cézannes werk behaalde tijdens zijn leven weinig succes. In 1862 besloot hij om zijn opleiding in de rechten stop te zetten. Hij keerde terug naar Parijs om zich volledig toe te leggen op zijn schildercarrière. Zijn vader ging schoorvoetend akkoord en voorzag hem van een bescheiden vergoeding. De jonge artiest leed aan faalangst en vreesde dat zijn werk niet begrepen zou worden. Bovendien werd hij zelfs door zijn schildervrienden (behalve door Camille Pissarro) beschouwd als een mislukte artiest, wat zijn zelfvertrouwen vast nog meer ondergroef. Zola daarentegen onderging intussen een ware metamorfose. De aspirerende schrijver die eerder nog in armoede leefde, had zich tegen 1870 opgewerkt tot een gerenommeerde auteur. De financiële kloof die daardoor tussen Zola en Cézanne ontstond, was wellicht niet bevorderlijk voor hun vriendschap.
De impressionisten door de ogen van Zola
Behalve romanschrijver was Émile Zola ook een bedreven kunstcriticus. Hij was een fervent aanhanger van de jonge peintres en plein-air en impressionisten, waartoe onder meer Manet, Guillemet, Renoir, Pissarro en Monet behoorden. Hij kende hen persoonlijk, keuvelde met hen in het Café Guerbois, bezocht hun studio’s, keek toe wanneer ze aan het werk waren en poseerde als dat nodig was. Hij was een van de grootste (en een van de eerste) bewonderaars van Edouard Manet, die in die tijd flink wat kritiek te slikken kreeg. Om hem te bedanken voor zijn controversiële stellingname in zijn artikelen, schilderde Manet in 1868 Zola’s portret. De romanschrijver wordt er waardig op afgebeeld, met een bedaarde blik en een traditionele pose. Achter hem aan de muur schittert een afbeelding van Olympia, een schilderij dat Manet eerder creëerde en dat werd afgewezen door het befaamde Salon de Paris. Onterecht, beweerde Zola, want Manets kunst was volgens hem voorbestemd voor het Louvre.
Émile Zola was als kunstcriticus vooral geïnteresseerd in het ‘temperament’ van de schilder: de weergave van de werkelijkheid zoals die door de schilder gepercipieerd wordt. Volgens de schrijver zou je door een schilderij te bestuderen de wereld door de ogen van de kunstenaar kunnen zien. Hij bewonderde vooral het ‘temperament’ van Manet – niet zozeer dat van Cézanne. Het werk van die laatste wordt in Zola’s kunstkritieken maar zelden vermeld. De esthetische opvattingen van beide vrienden verschilden dan ook sterk. Zola was zelf geen aanhanger van Cézannes kunst. Bovendien vond hij zijn vriend te opvliegend. In 1861 poseerde hij voor Cézanne, waarna die laatste, gefrustreerd door zijn eigen werk, een gat boorde in zijn canvas. Volgens Zola beschikte Cézanne over het talent van een groot schilder, maar zou hij er nooit een worden, omdat het kleinste obstakel hem aan zichzelf deed twijfelen. In een brief aan Théodore Duret noemde hij zijn vriend een kunstenaar die ‘zichzelf nog niet gevonden had’ en in een artikel, gepubliceerd in 1896, schilderde Zola hem af als ‘een mislukt genie’.
Zola’s veertiende deel van zijn Rougon-Macquart-cyclus, Het meesterwerk, biedt een gedetailleerde beschrijving van het negentiende-eeuwse kunstmilieu dat hij maar al te goed kende. De protagonist, Claude Lantier, is een veelbelovende schilder die ernaar streeft een vernieuwend kunstwerk te creëren. Na vele pogingen beseft hij dat hij dit doel nooit zal kunnen bereiken en verhangt hij zich. Zola had voor zijn roman ongetwijfeld zijn inspiratie geput uit het leven en werk van de impressionisten met wie hij bevriend was. Lantiers controversiële werk Plein Air, waarop een naakte vrouw op de voorgrond naast een volledig geklede man geportretteerd wordt, lijkt bijvoorbeeld sterk op Edouard Manets betwiste Le Déjeuner sur l’herbe. Verder doet Lantiers portret van zijn dode zoon denken aan Camille Monet sur son lit de mort, Claude Monets schilderij van zijn stervende vrouw. Toch kan het boek niet beschouwd worden als een hommage aan de impressionisten. In feite werd de roman door Zola’s schildervrienden zelfs zeer kritisch ontvangen. Monet kaartte zijn teleurstelling aan in een brief aan Zola, waarin hij suggereerde dat Het meesterwerk de impressionisten als gefaalde artiesten afbeeldt. De impressionisten, voor wie Émile Zola het eerder opnam in zijn kunstkritieken, voelden zich verstoken van de steun die de schrijver hen eerder betuigde.
Het meesterwerk was met name Cézanne een doorn in het oog. Hij herkende zichzelf in Lantier, een peintre maudit, en verweet Zola dat zijn roman hem in een slecht daglicht stelde. De gelijkenis tussen beide schilders is inderdaad opvallend. Vooral Lantiers jeugd lijkt wel heel erg op die van Cézanne. De associatie is allesbehalve flatterend. De hedendaagse kunsthistoricus Jonathan Jones doopte de roman niet voor niets om tot Portrait of the artist as a total failure, een knipoog naar het bijna gelijknamige werk van James Joyce. Zola schiep voor zijn boek overigens een personage dat verdacht veel op hemzelf lijkt: Pierre Sandoz, Lantiers jeugdvriend, een romanschrijver die ervan droomt om een familiegeschiedenis te schrijven (waar hebben we dat nog gehoord?). Het verhaal krijgt zelfs een ietwat lugubere wending wanneer Sandoz, Zola’s alter ego, de begrafenis van Claude Lantier bijwoont. Je zou bijna denken dat Zola nog wat zout in de wonde wilde strooien.
Gelukkig was Cézanne niet hetzelfde lot beschoren als zijn fictieve alter ego. Door een erfenis die hij na de dood van zijn vader ontving, werd hij financieel onafhankelijk. Langzaam maar zeker wekte zijn kunst ook meer belangstelling, al oogstte hij zijn grootste succes pas na zijn dood. In een briefje bedankte Cézanne zijn jeugdvriend koeltjes voor het exemplaar van Het meesterwerk dat hij toegezonden kreeg. Nadien hebben ze elkaar nooit meer gesproken, ook niet toen de gelegenheid zich voordeed. Zola was afwezig op Cézannes eerste succesvolle tentoonstelling in 1895 en Cézanne hield zich stil toen Zola bejubeld werd om zijn open brief J’accuse…!. Toch koesterden beiden voor de rest van hun leven wellicht nog een gevoel van genegenheid voor elkaar. Zo informeerde Zola geregeld naar Cézanne bij gemeenschappelijke vrienden in Aix-en-Provence. Toen Cézanne in 1902 vernam dat Zola onverwacht gestorven was aan koolstofmonoxidevergiftiging, barstte hij in tranen uit. De rest van de dag bracht hij teruggetrokken door, diepbedroefd, in zijn atelier.
Meer weten en lezen over Het meesterwerk en Émile Zola?
Het meesterwerk (dat in een nieuwe vertaling van Lidewij van den Berg en Marijke Scholts verschijnt bij uitgeverij Oevers) behoort tot Émile Zola’s reeks De Rougon-Macquarts, een romancyclus van twintig delen die je niet in volgorde hoeft te lezen. Tot de reeks behoren onder meer In het paradijs voor de vrouw (Au bonheur des dames), Nana en Het beest in de mens (La Bête humaine).
In 2016 bracht Danièle Thompson het historische drama Cézanne et moi uit, waarin ze de vriendschap tussen Émile Zola en Paul Cézanne afbeeldt. De BBC produceerde in 2006 ook de driedelige docudrama The Impressionists, waarin de stroming van het impressionisme wordt gereconstrueerd.
Wie zich graag wilt verdiepen in de uitzonderlijke vriendschap tussen Zola en Cézanne, kan hun gebundelde correspondentie lezen, Lettres croisées, gepubliceerd door Gallimard.
Margot Dijkgraaf, met wie we eerder een interview publiceerden, vatte in een korte video de essentie van Het meesterwerk samen.
Wie zich verder wil verdiepen in de vriendschap tussen Émile Zola en Paul Cézanne, kan daarvoor terecht bij De Witte Raaf die hier een uitgebreid artikel over schreven.
Waarom niet de werken van de Franse impressionisten in het echt bewonderen? Het museum bij uitstek voor impressionistische kunst is zonder twijfel het Parijse Musée d’Orsay, waar niet alleen de werken van Paul Cézanne worden tentoongesteld, maar ook die van Edgar Degas, Edouard Manet, Claude Monet en Camille Pissarro.
Natuurlijk kan je het impressionisme ook dicht bij huis opzoeken. In Nederland kan je hiervoor terecht bij het Kustmuseum van Den Haag voor impressionisten zoals Claude Monet en Johan Barthold Jongkind. Ook het Rijksmuseum in Amsterdam beschikt over een collectie waar Isaac Israels en Hendrik Willem Mesdag deel van uitmaken. In België stelt het MSK in Gent werken van onder meer Theo van Rysselberghe tentoon. Ook in het Fin-de-Siècle Museum en het Charliermuseum in Brussel en La Boverie in Luik behoren werken van impressionisten tot de vaste collectie. Laat je impressioneren!