Zoek binnen Karakters
Present

Zolobet

350% tot 1500 EUR + 150 FS

NU SPELEN
Watcharita Aroon

Het premature genie van Anton Tsjechov tussen twee schelpen

Dankzij de Russische Bibliotheek van uitgeverij Van Oorschot beschikken we in de Nederlandse taal over een subliem chronologisch document inzake het leven en werk van onder meer Anton Pavlovitsj Tsjechov (1860-1904). Waar hij in het collectief geheugen van vandaag vooral gebeiteld staat als dramaturg, geldt hij binnen de Russische proza – als grootmeester van het kortverhaal – nog steeds als een underdog naast andere, op heden meer gepopulariseerde mastodonten.

Het quasi steevast schrijven binnen het keurslijf van het kortverhaal geldt als een potentiële verklaring. Een tweede plausibele optie zijn de themata van Tsjechovs literatuur. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Dostojevski of Tolstoj laafde Tsjechov zich zo goed als nooit aan enige vorm van debat, laveerde hij als geen ander ongekunsteld tussen elke mogelijke controverse en vermeed hij expliciet gevoelige thema’s als politiek, religie, seksualiteit enzovoort. ‘Het subtiele genie van Anton Tsjechov werd niet ten volle begrepen en zodoende getolereerd.’ Impliceert dat een gratuite reductie van Tsjechovs literaire erfgoed tot een saaie collectie van brave, frivole schetsjes? Néén, zijn grote kracht ligt vooral in het scrupuleus neerpennen van glasheldere observaties als dwarsdoorsnede van de Russische maatschappij. Van de krampachtige decadentie van een teloorgaande bourgeoisie tot het intrieste leven van in modder ploeterende boeren: niemand ontsnapt aan zijn panorama. Mensen van alle klassen, standen en leeftijden werden plots het bewustzijn binnengebracht.

Tsjechov was niet voor niets een van de grote uitzonderingen uit de negentiende-eeuwse Russische literatuur die overeind bleef in de periode van het socialistisch realisme tijdens de Stalin-dictatuur. En dat lag niet louter aan zijn innige vriendschap met Maxim Gorki. Tsjechov nam in zekere zin de nog lang niet verwezenlijkte Russische democratie op zijn schouders. ‘Laten we God en al die zogenaamde grote progressieve ideeën opzijschuiven en beginnen met de mens. We zijn allemaal vóór alles mensen.’ Hij zei iets wat niemand eerder had gezegd. En dat is wat Tsjechov van zijn tijdgenoten onderscheidt. Aan hén permitteert het een Sovjetstaat zich te ergeren en aldus meedogenloos de vergetelheid in te duwen. Maar het subtiele genie van Anton Tsjechov werd niet ten volle begrepen en zodoende getolereerd.

Wie Tsjechov chronologisch leest merkt dat de kwaliteit van zijn werk in crescendo gaat: van flinterdunne anekdotische niemendalletjes naar een elegisch, melancholiek portret van de Russische samenleving. Een van zijn vroege kortverhalen waarin het ware genie reeds duidelijk aan de oppervlakte komt schemeren, is ‘Oesters’ (‘Устрицы’, 1884). ‘Oesters’ werd voor het eerst gepubliceerd in het satirische literaire tijdschrift Budilnik (Будильник, wekker) onder een van Tsjechovs vroege pseudoniemen: Antosja Tsjechonte. Het is een vroeg kortverhaal dat in elke introductie tot Anton Tsjechov zou moeten worden opgenomen, maar helaas nog te vaak over het hoofd wordt gezien. Tsjechov schreef in deze periode van zijn leven louter om zijn familie te onderhouden en zijn geneeskundestudie te bekostigen. Zijn latere gevleugelde woorden, ‘Geneeskunde is mijn wettelijke echtgenote, de literatuur is mijn maîtresse’, waren toen nog niet van toepassing.

In amper vier pagina’s weet Tsjechov hier vroeg in zijn carrière de uitgepuurde essentie van zijn erfgoed te verpakken. Door de bril van een achtjarig kind, delirant van de honger, vertelt ‘Oesters’ het mistroostige relaas van een bedeltocht met zijn zielige vader. Het ik-personage verhaalt vanuit de toekomst op een vrij koele, afstandelijke toon, alsof het een reeds lang verteerde lelijke herinnering betreft waarvan hij op dit moment in zijn leven de geestigheid wel kan inschatten. Een parallel met Tsjechov en zijn eigen vader kan hier makkelijk worden getrokken. Pavel Yegorovitsj Tsjechov was een problematische persoonlijkheid, deeltijds sjacheraar/predikant/leegloper, die zijn zes kinderen en echtgenote niet kon voorzien in hun levensonderhoud. Tegelijk slaat en zalft Tsjechov hier genadeloos, zij het op een eerder zakelijke toon.

Die arme, sullige zonderling, van wie ik meer ga houden naarmate zijn fattige zomerjas rafeliger en vuiler wordt, is vijf maanden geleden in de hoofdstad aangekomen om een baan als klerk te vinden. Al die vijf maanden heeft hij door de stad gestrompeld, werk gezocht; pas vanochtend heeft hij besloten de straat op de gaan om te bedelen…

‘Oesters’ is tegelijk achteloos onschuldig en onverbiddelijk hard. Het is een verhaal over ongelijkheid, vernedering en trots, over kinderlijke naïviteit en onschuld. Het is een balanceren tussen fysieke en emotionele kwetsbaarheid door een filter van ongebreidelde verbeelding en nieuwsgierigheid. Prachtig is hoe de jongen vanuit de schemerzone een beeld probeert te scheppen van een oester.

Ik stel me een diertje voor dat op een kikker lijkt. De kikker zit in een schelp, kijkt eruit met grote, glinsterende ogen en beweegt met zijn afschuwelijke kaken. Ik stel me voor hoe dat beest in een schelp van de markt wordt gehaald, met scharen, glinsterende ogen en een glibberige huid… Alle kinderen verstoppen zich, en de keukenmeid pakt het diertje met een vies gezicht bij een schaar, legt het op een bord en brengt het naar de eetkamer. De volwassenen pakken het en eten het op… eten het levend op, met zijn ogen, zijn tanden, zijn pootjes! Het piept en probeert nog in een lip te bijten…

Zijn hele beeld wordt beetje bij beetje geconstrueerd vanuit een surreële, infantiele fantasie en culmineert in het naar binnen schrokken van een portie oesters met schelp en al. Net als de meeste verhalen van de hand van Tsjechov eindigt ook ‘Oesters’ vrij abrupt, met een smeulend randje en met de nodige ruimte voor suggestie. De lezer wordt achtergelaten met een onaangenaam gevoel van verstomming. ‘Oesters’ is een melancholiek kleinood, een pareltje dat de weg uitstippelt voor de rest van Tsjechovs splendide schrijverschap. Twintig jaar na publicatie van ‘Oesters’ werd het lichaam van de overleden Anton Tsjechov per trein gerepatrieerd van Badenweiler in Duitsland naar Moskou. Het gerucht leeft dat hij tijdens deze trip opgeborgen lag in een koelwagen met als opschrift: transport van oesters.


Wow, je heb het einde van deze categorie bereikt!