Leestijd:
Zsuzsa Bánk
“Verlies is de essentie van het boek, maar ik denk dat het ook de essentie van het leven is. Je verliest voortdurend dingen, maar in ruil daarvoor komen er ook nieuwe dingen op je pad.”
Gesprek door Silke Currinckx
Foto: Gaby Gerster
Met Slapen doen we later is de Duits-Hongaarse schrijfster Zsuzsa Bánk reeds toe aan haar vijfde roman. Met haar debuutroman uit 2002, De Zwemmer, bereikte ze meteen een internationaal publiek. Dat heeft ze waarschijnlijk te danken aan haar eigenzinnige schrijfstijl, die qua ritme soms meer van poëzie wegheeft. Ook in Slapen doen we later keert deze herkenbare stijl terug: het is een ode aan de literatuur, een bricolage van allerhande citaten uit de wereldliteratuur.
Slapen doen we later is een drie jaar durende briefwisseling tussen twee vrouwen, Marta en Johanna. Marta is een schrijfster, die probeert de eindjes aan elkaar te knopen terwijl ze zorgt voor haar drie kinderen. Johanna is een lerares die in het Zwarte Woud woont, en die tegelijkertijd werkt aan een doctoraat over de Duitse dichteres Annette von Droste-Hülshoff. In literaire bewoordingen beschrijven ze hun dagelijkse leven aan elkaar, met al zijn ups en downs.
Voor Karakters spraken we Zsuzsa Bánk over sterke vrouwelijke personages, misconcepties rond schrijvers en de schoonheid van brieven.
Karakters: Proficiat met de Nederlandse vertaling van Slapen doen we later!
Zsuzsa Bánk: Dankjewel! Al moet je vooral de vertaalsters, Irene Dirkens en Lucienne Pruijs, feliciteren, want zij hebben er heel wat werk aan gehad. Eerlijk gezegd dacht ik dat niemand mijn boek zou willen vertalen! (lacht) Om te beginnen is het een heel lang boek, zo’n 800 pagina’s. En ook de taal is zeker niet makkelijk. Ik gebruik heel wat citaten van Duitse schrijvers, en die zijn niet makkelijk te vertalen, dus hoedje af voor hen. Het grappige is dat voor beide vertalingen van Slapen doen we later, zowel die in het Nederlands als die in het Spaans, twee vertalers nodig waren, alsof het simpelweg te veel werk was voor één vertaler.
De citaten in het boek zijn cursief gedrukt, en het zijn zowel citaten van auteurs als van Marta zelf. Welke auteurs gaven je zoal inspiratie?
De auteurs die ik citeer zijn niet zozeer de meest beroemde auteurs in de wereldliteratuur. Het corpus begint in de barokke periode, met de gedichten van Matthias Claudius, en daarna komt de romantische periode, met Annette von Droste-Hülshoff. Een meer hedendaagse dichteres die ik bewonder is Nadja Küchenmeister, ik denk dat zij de jongste auteur is die aan bod komt. De rest van de citaten zijn inderdaad afkomstig van Marta’s eigen dichtbundels. Het is een collage, maar naarmate je went aan het boek denk ik dat je wel een onderscheid kan maken tussen de twee soorten citaten.
Zijn dat ook de auteurs die jou hebben beïnvloed als schrijfster?
Niet noodzakelijk. Ik bewonder hun werk natuurlijk, maar ik wilde een duidelijk onderscheid maken tussen mijn wereld en die van Marta & Johanna. Bijvoorbeeld, de vader van Johanna was een groot acteur, en dat heeft natuurlijk de smaak van Johanna gevormd, dus zijn er referenties naar Griekse tragedie en andere theaterstukken. Orestes in het bijzonder, maar ook Friedrich Schiller, Don Carlos, Heinrich von Kleist… En dan is er ook nog de invloed van oude, Duitse sprookjes. Ik weet niet of je Wilhelm Hauss kent? Zijn bekendste verhaal heet Das kalte Herz, en het is een romantisch sprookje dat zich afspeelt in het Zwarte Woud. Het gaat over een arme jongen die zijn echte hart verkoopt, in ruil voor een stenen hart, waardoor hij geen gevoelens meer kan hebben. Johanna keert vaak terug naar dit sprookje om haar eigen gevoelens te beschrijven: waarom heb ik een hart nodig? Kan ik het niet gewoon weggeven?
Ook heb ik de keuze gemaakt om aan veel vrouwelijke schrijvers te refereren. Niet enkel Droste, maar bijvoorbeeld ook Elisabeth Bishop speelt een belangrijke rol. Vooral haar gedicht ‘One Art: the art of losing isn’t hard to master…’ Zowel Marta als Johanna moeten de kunst van het verliezen leren, dus het past goed bij de thematiek van het boek. Ik vond het vooral belangrijk om te redeneren vanuit Marta en Johanna, om te af te vragen welke boeken belangrijk zouden zijn voor hen.
‘Slapen doen we later is geen droevig boek, want niemand wil door 800 pagina’s aan pure tragedie ploeteren.’
Zou je zeggen dat die ‘kunst van het verliezen’ het hoofdthema is van Slapen doen we later?
Genau! We ontmoeten Marta en Johanna wanneer ze zich op heel verschillende punten in hun leven bevinden. Wanneer we Johanna ontmoeten heeft ze al veel dingen verloren: haar man, haar gezondheid,… Hierdoor krijgt ze wel de kans om helemaal opnieuw te beginnen, en dat doet ze ook. Bij Marta is het omgekeerde waar: aan het begin van het boek denk je: ‘wauw, zij heeft het allemaal!’ Ze heeft een man, kinderen, en ze werkt aan haar collectie kortverhalen. Die collectie raakt uiteindelijk wel af, maar ze verliest bijna al de rest. Verlies is zeker de essentie van het boek, maar ik denk dat het ook de essentie van het leven is. Je verliest voortdurend dingen, maar in ruil daarvoor komen er ook nieuwe dingen op je pad. En die nieuwe dingen komen evenzeer aan bod in het boek. Daarom zou ik Slapen doen we later ook geen droevig boek noemen, want niemand wil door 800 pagina’s aan pure tragedie ploeteren. In sommige brieven zijn Marta en Johanna intens droevig, in andere zijn ze enorm gelukkig. Het zijn allebei heel intense personen, ze beleven al hun emoties ten volle. Ze klagen misschien vaak over hun leven, maar ik denk dat het in feite heel opgewekte vrouwen zijn, waar ik graag eens schnapps mee zou willen gaan drinken.
Vind je dat Marta en Johanna op elkaar lijken?
Hmm…moeilijk. Marta en Johanna zijn heel gelijkend in de manier waarop ze naar de wereld kijken, maar volgens mij verschillen ze meer dan dat ze op elkaar lijken. Dat begint al in hun kindertijd: Johanna heeft een eerder problematische jeugd gehad, met excentrieke ouders die niet goed wisten wat ze met een kind aan moesten. Marta daarentegen had een gelukkige en stabiele jeugd, en heeft een goede relatie met haar ouders en zussen. Ze vertrekken dus vanuit verschillende startpunten in hun leven, maar ze gaan ook elk hun eigen richting uit. Ze houden allebei van literatuur, maar Marta kiest voor het onzekere beroep van schrijfster, terwijl Johanna voor het veiligere beroep van leerkracht gaat. Je merkt die verschillen ook in de manier waarop ze schrijven. Ik stel me Marta voor als een erg levendig en praatgraag persoon, dat zie je aan haar zinnen die maar niet willen eindigen. Johanna gebruikt kortere zinnen, van soms één of drie woorden, met een staccato ritme, tak-tak-tak. En dan zijn er nog contextuele verschillen: Marta heeft kinderen, Johanna niet, Marta woont in de stad, Johanna in het Zwarte Woud.
Ik las in je dankwoord dat je tijdens het schrijven van Slapen doen we later ook enkele maanden in het Zwarte Woud hebt gewerkt. Hoe was dat?
Ik kreeg inderdaad een beurs om drie maanden lang in het Zwarte Woud te schrijven. Op dat moment was het boek eigenlijk al zo goed als af, dus ik heb vooral veel herlezen tijdens mijn verblijf. Maar het was heerlijk. Ik werkte iedere voormiddag aan mijn roman, en na de lunch ging ik joggen in het bos. Normaal woon ik bij mijn familie, en heb ik niet de optie om een hele dag enkel aan schrijven te besteden, dus het was heerlijk om dat nu wel te kunnen. Natuurlijk keek ik ook naar plekken rondom me, en probeerde ik de natuur te beschrijven. Maar dat was eerder ter bevestiging: komen mijn beschrijvingen overeen met de werkelijkheid? Ik heb weinig nieuwe dingen geschreven tijdens mijn verblijf, maar ik heb het gevoel dat mijn roman daar pas echt een coherent geheel is geworden, dat ik er eindelijk echt tevreden mee was.
Is je schrijfproces vergelijkbaar met dat van Marta? In Slapen doen we later worstelt ze met het schrijven van haar bundel kortverhalen.
Oh nee, ik ben véél gedisciplineerder. Ik werk echt volgens een strikt tijdschema: ik begin om 8 uur ’s ochtends en werk door tot ergens in de namiddag. Marta’s aanpak is veel chaotischer. Ze werkt een beetje hier en daar, tussen alle andere bezigheden in. Ze heeft daar natuurlijk weinig keuze in, aangezien ze haar leven moet structureren rond dat van haar kinderen. Daardoor werkt ze ook vaak ’s nachts, wat ik zelf nooit zou kunnen, na acht uur ’s avonds kan ik simpelweg niet meer helder denken. Schrijven vergt heel veel concentratie van me, zo zou ik bijvoorbeeld ook nooit in een café kunnen werken.
‘Het heeft me drie jaar geduurd om Slapen doen we later te schrijven, zonder ooit een vrije dag of vakantie te nemen.’
Dat gaat lijnrecht in tegen het romantische beeld van ‘de schrijver’.
Dat beeld is zo een leugen! Mensen denken echt dat wij de hele nacht zitten schrijven met een glas wijn? Onmogelijk, ik zou complete onzin schrijven! (lacht) Ik denk dat je, als je achthonderd pagina’s wil schrijven die een enigszins coherent geheel vormen, je je echt gedurende een lange periode moet kunnen concentreren. Het heeft me drie jaar geduurd om Slapen doen we later te schrijven, zonder ooit een vrije dag of vakantie te nemen. Ik kon het boek zelfs geen dag wegleggen, want dan verloor ik het contact met de personages en met de taal. Dus nee, het is allesbehalve romantisch om een schrijver te zijn. (lacht)
Dus je ervaart niet de crisissen waar Marta doorheen gaat tijdens het schrijven?
Natuurlijk wel, maar ik laat me er niet door tegenhouden. Op een bepaald punt denkt elke schrijver wel eens dat zijn werk verschrikkelijk is. Ik kan me geen enkele schrijver voorstellen die na een dag schrijven zegt: ‘Perfect! Ik zou hier niets aan willen veranderen!’ Het is lang proces van vallen en opstaan, maar dat hoort erbij. Gelukkig duren deze crises niet al te lang. Ik heb nooit een grote crisis, eerder vele kleine crisissen per dag. (lacht) Dan vraag ik me af: kan ik dit echt? Gaan mensen dit wel willen lezen?
Is er specifiek deel van de roman waar je hard mee geworsteld hebt?
Aan het begin van het boek vond ik het moeilijk om twee aparte talen te bedenken, één voor Marta en één voor Johanna. De manier waarop ze schreven was aanvankelijk niet erg gedifferentieerd, ze spraken met dezelfde stem. En dat is ook logisch, want ze spraken met mijn stem. De reden waarom ik wilde schrijven was om mijn eigen stem te laten horen, mijn specifieke Zsusza Bánk-toon. Ik denk dat deze toon aanweziger is in de brieven van Marta. Je zou kunnen zeggen dat Marta de overdreven versie van mijn stijl is, terwijl Johanna een heel downsized versie is. Nog steeds mijn stijl dus, maar variaties erop. Iets anders waar ik het moeilijk mee had waren de technische details. Daar denk je misschien niet zo over na tijdens het lezen, maar alles moet kloppen: de datum van de brief, het tijdstip van de dag, het seizoen en het jaar. Het was pure wiskunde, en ik moest beginnen goochelen met data telkens ik ontdekte dat een gebeurtenis chronologisch gezien niet klopte. Het was frustrerend detailwerk, maar die details voegen wel toe aan de realiteitswaarde van het boek.
De roman speelt zich af tussen 2009 en 2012. Waarom heb je dat tijdsbestek gekozen?
Ik denk dat ik die periode koos omdat het me een relatief rustige periode in de globale geschiedenis leek. Natuurlijk gebeurt er elk jaar vanalles, maar er waren geen gebeurtenissen als 9/11, Fukushima of corona. Die had ik niet kunnen weglaten uit het boek, en ik wilde niet dat het een politiek boek werd. Ik denk dat boeken die de actualiteit heel centraal stellen soms niet meer zo relevant zijn om te lezen dertig jaar later. Ik zeg niet dat Slapen doen we later bedoeld is voor de eeuwigheid. Maar universele onderwerpen als liefde en dood zijn iets van alle tijden, ongeacht hoe de wereld er over dertig jaar uit zal zien.
Je hebt ook voor een klassieke vorm gekozen: de briefroman, een genre dat vooral populair was in de 19de eeuw.
Ik denk dat Johanna en Marta zelf ook op een bepaalde manier vastzitten in de 19de eeuw, en dat het iets is waar ze trots op zijn. Ze voelen zich niet thuis in een consumeristische, op productiviteit gerichte maatschappij. Ze haten de 20ste en 21ste eeuw, omdat ze geloven dat alles wat fout gaat met de wereld in die periode is uitgevonden. Ze klampen zich vast aan een 19de-eeuwse esthetiek, maar tegelijkertijd zijn het erg moderne vrouwen. Ze schrijven e-mails in plaats van brieven, en ze kunnen erg vulgair zijn in hun beschrijvingen.
Ik denk dat ik het genre van de briefroman koos omdat ik de innerlijke wereld van deze twee vrouwen wilde beschrijven, en dat is enkel mogelijk in een brief of in een dagboek. Je kan dit niet doen als je een alwetende verteller hebt, en zelfs een ik-verteller kan slechts één perspectief tonen. Ik wilde echt schrijven over het dagelijkse leven van Marta en Johanna, in al zijn details. In hun brieven kunnen ze elkaar alles zeggen, er zijn geen taboes of grenzen, en dat vond ik heel aantrekkelijk om mee te spelen. Zelf hou ik er ook van om brieven of dagboeken te lezen, het laat je toe om in iemands hoofd te kruipen.
Johanna schrijft haar doctoraat over Annette von Droste-Hülshoff, een 19de-eeuwse Duitse dichteres. Waarom koos je deze figuur?
Ten eerste moest het al zeker een vrouw zijn. Ik dacht bij mezelf: ik kan toch geen twee sterke vrouwelijke karakters introduceren en hen dan over Goethe laten schrijven! (lacht) Eerlijk gezegd zijn er niet al te veel vrouwelijke Duitse dichters in de 19de eeuw, en zij is veruit de bekendste. Haar oeuvre is ook enorm, qua grootte is het vergelijkbaar met dat van Goethe en Schiller. Ik denk dat er ook wel wat biografische gelijkenissen zijn tussen Johanna en Droste. Droste was ziek gedurende haar hele leven, en ze stierf eerder jong. Ze is altijd alleen gebleven, zonder familie of kinderen. Het wordt gezegd dat dat kwam omdat ze een gebroken hart had, door een gebeurtenis in haar jeugd die ze nooit verwerkt heeft. Daarnaast bewonder ik haar werk ook. Haar gedichten zijn nog steeds relevant voor moderne vrouwen, ze bezitten een tijdloosheid die ik bewonder.
Aan wie zou je Slapen doen we later aanraden?
Het is een boek voor mensen die van taal houden, dat al zeker. Je kan enkel van het boek genieten als je diep in de taal duikt, als je je de taal eigen maakt. Mensen hebben me al gezegd dat ze het boek over een lange periode hebben gelezen, aan een tempo van twee of drie brieven voor het slapengaan. Het is ook voor mensen die van literatuur houden. Het boek staat vol met citaten van andere schrijvers, en in zekere zin is het een ode aan de literatuur. Maar ik wil niet bepalen wie mijn boek wel of niet mag lezen: een goed boek is geschreven voor goede lezers, zo simpel is het.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief, blijf op de hoogte en win de mooiste boeken
Je ontvangt tweewekelijks een mail met de nieuwste artikelen, relevante boekentips en exclusieve winacties
Meer weten en lezen over Zsuzsa Bánk?
Slapen doen we later is de vijfde roman van Zsuzsa Bánk en werd vertaald door Irene Dirkens en Lucienne Pruijs. Slapen doen we later verschijnt in tegenstelling tot eerdere vertalingen van haar werk bij Nieuw Amsterdam.
Van de vijf romans die Zsuzsa Bánk schreef, zijn er drie vertaald naar het Nederlands. Naast Slapen doen we later verschenen bij De Bezige bij enkele jaren geleden ook De lichte dagen en haar succesvolle debuutroman De zwemmer.
In De zwemmer verwerkt Zsuzsa Bánk een deel van de geschiedenis van haar ouders en haar familie in een verhaal dat zich afspeelt in Hongarije, kort nadat in 1956 de volksopstand is neergeslagen. Van het boek werden wereldwijd meer dan 100.000 exemplaren verkocht. Daarnaast werd de roman bekroond met onder andere de Mara-Cassens-Preis en de Aspekte-Literaturpreis.
Wie meer wil weten over De zwemmer raden we aan haar interview met De Standaard te lezen. Voor wie kennis wil maken met de schrijfstijl van Zsuzsa Bánk, kan op de website van Athenaeum Boekhandel een leesfragment terugvinden van die andere roman De lichte dagen.
Meer Duitse literatuur ontdekken? Op Karakters publiceerden we in het verleden onder andere een portret over het werk en leven van Irmgard Keun en een artikel over de vergeten Nobelprijswinnaar Heinrich Böll.