Leestijd:
Joost de Vries
“Misschien lees ik dit over tien jaar terug en denk ik: mijn god, waar heb ik het over?!”
Gesprek door Ricardo Jupijn
Foto: Willemieke Kars
Het lijkt een eeuwigheid geleden dat het nieuwe boek van Joost de Vries uitkwam, terwijl de acaciaroze gekleurde verhalenbundel pas in april in gedesinfecteerde boekhandels verscheen. Met Rustig aan, tijger schreef De Vries een vliegensvlugge bundel over stuiterende millennials in de kunst- en reclamewereld, een bont gezelschap met affaires, therapie, Funda-avonturen, vlogs, carrières, teveel hippe feestjes en allerlei gedoe waar de COVID-19-mens zich maar weer al te graag druk om zou maken.
Joost de Vries legt een zekere Generatie Y-levensstijl op de snijtafel en portretteert in zeven vlijmscherpe verhalen wat daar zo mooi, triest en vermakelijk aan is. Hij werpt zijn licht op een competitieve en overprikkelde wereld waar veel dertigers zich in begeven. Een groep die zorgvuldig aan zijn levensverhaal schaaft op flitsende socialemediakanalen en elke dag harder wilt gaan (dan de rest). Hoe zou het gaan met de personages van De Vries? Met al die karakters die pre-corona zo lekker bezig waren om het te maken in het leven, de wereld overvlogen, feestjes afliepen en met veel kabaal de beste plekjes veroverden voor hun carrière. Zullen zij zich opnieuw moeten uitvinden in een coronawereld of boeken ze hun eerste intercontinentale reis op het moment dat het vaccin in hun bloedbanen gespoten wordt? We leggen verbinding met de computer van Joost de Vries om het erover te hebben.
Karakters: Wat voor hoofdstuk is COVID-19 in jouw levensverhaal?
Joost de Vries: Voor mij is het niet zo’n ramp eigenlijk. Als schrijver ben je gewend om wat meer teruggetrokken te leven en jezelf zo nu en dan op te sluiten. Ik vond het alleen echt jammer dat mijn boekpresentatie werd afgelast en ik niet langs boekhandels en leesclubs kon. In plaats daarvan heb ik mijn boek een keer bij een aantal lezers op de fiets bezorgd en wat Zoom-leesclubjes gedaan. Maar goed, dat is een keertje leuk, maar zó leuk is het ook weer niet.
Jouw karakters stoeien onder meer met de vraag wat ze waard zijn en welke rol ze spelen op dit blauw-groene bolletje. Wat voor functie heb je voor jouw gevoel als schrijver op het moment?
Nou, het is niet voor niets dat iedereen ineens Albert Camus aan het lezen is. Dat soort verhalen stellen je in staat om op een andere manier op de wereld te reflecteren dan via het nieuws. Cultuur is wat dat betreft een onmisbaar supplement voor de actualiteit. Dat merk je ineens als je niet meer naar het museum kan of naar het theater.
De laatste tijd bestempelen marketeers hun producten driftig met ‘relevanter-dan-ooit’ en ‘juist-nu’. Wat zegt jouw boek over de periode waarin we ons begeven?
Mijn verhalen beschrijven de tijd vóór corona, waarin de hoofdpersonages een groot en episch leven willen leiden en geloven in het verhaal van hun leven. De huidige situatie geeft er een mooie draai aan. Ik probeerde met dit boek niet zozeer een generatieportret te schrijven, maar wel over een bepaalde manier van leven. Dat hele snelle, actieve en met een drang om altijd meer te willen. Dat wordt gevoed door een overspannen gevoel binnen de samenleving, met de druk van het continue ‘moeten’ en een overvloed aan prikkels. Al het nieuws de hele dag, de social media, de klimaatcrisis, Netflix, de politiek, reizen, kunst en cultuur: er is zo’n groot aanbod, van alles, de hele tijd, dat je soms niet meer weet waar je het moet zoeken. Ik vind het interessant dat dat gedeeltelijk is stilgevallen. Het levert ontzettend veel onzekerheid op, maar ik heb het idee dat veel mensen dit op een of andere manier goed kunnen gebruiken. De lockdown geeft de tijd om eens te reflecteren op het leven, werk en de maatschappij. Ineens hoef je niet meer van alles, dat kan best een bevrijding zijn.
Hoe sta je daar zelf in?
Misschien lees ik dit over tien jaar terug en denk ik: mijn god, waar heb ik het over?! Maar ikzelf had juist het gevoel dat ik voor de lockdown een goede balans had gevonden tussen mijn sociale leven, mijn werk, de literatuur en dat ik redelijk onverstoorbaar bezig was.
Hoe ben je op dat punt gekomen?
Ik denk dat als je begint, in welke discipline binnen de culturele sector dan ook, dat je erg bezig bent met het idee dat je naam moet maken. Dat je alles moet aangrijpen, bij tijd en wijle hoog van de toren moet blazen en je druk bezig moet zijn met hoe jij je verhoudt tot andere schrijvers. Maar op een gegeven moment heb je dat ook wel gezien. In het begin wilde ik vooral een boek schrijven waarmee ik liet zien dat ik andere schrijvers de baas was. In mijn debuut Clausewitz probeerde ik echt in elke alinea laten zien hoeveel ik wist, hoeveel ingewikkelde woorden ik beheerste en trapte ik op elke pagina tegen de Nederlandse literatuur aan. Bij de laatste paar boeken ben ik bezig met wat ik zelf belangrijk vind en kijk ik naar binnen in plaats van naar buiten. Dat heeft mij een hoop rust gegeven.
Daar kwam onder meer het idee uit voor Rustig aan, tijger. Wanneer diende zich dat aan?
Ik was het verhaal ‘Paula’ van Cees Nooteboom aan het lezen in ’s Nachts komen de vossen. Daar vertelt de schrijver over Paula en in het volgende verhaal praat zij opeens terug en geeft zij haar visie op het verhaal. Toen ik dat las liep mijn hoofd over van ideeën, in dat model kon ik allerlei verhalen stoppen. Vanaf dat moment ben ik als een gek gaan schrijven. Hoewel ik al bezig was met een roman, ben ik aan een eerste verhaal gaan werken: ‘Brief uit Menorca’. Dat bleek een soort fontein waar allerlei andere verhalen uitspoten en had ik een hele cast van personages.
Wat voor figuren zijn dat in jouw ogen?
Ineens bedacht ik mij dat het over de reclamewereld zou moeten gaan. Dat is een wereld met allerlei ambitieuze, ijdele en ondernemende mensen die het hipste kind van de klas willen zijn. De reclamemensen die ik ken zijn ontzettend bevlogen figuren. Ze kunnen bijvoorbeeld ontzettend enthousiast zijn over het maken van een commercial voor Post-it of andere zaken waarbij je je kunt afvragen: doet het er nou eigenlijk toe? Toch vind ik dat mooi en met dat gevoel kon ik allerlei kanten op.
Hoe zou het gaan met die personages?
Ik denk dat ze het erg slecht trekken en het tegelijkertijd wel lekker vinden om even een pas op de plaats te maken. Het is in ieder geval gezond voor ze om een tijdje in een lockdown te zitten. Al denk ik dat de meesten vooral zitten te wachten op het moment dat ze ‘weer kunnen’.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief, blijf op de hoogte en win de mooiste boeken
Je ontvangt tweewekelijks een mail met de nieuwste artikelen, relevante boekentips en exclusieve winacties
Meer lezen of weten over Joost de Vries?
In het dagelijkse leven is Joost de Vries (1983) vooral als adjunct-hoofdredacteur op de redactie van De Groene Amsterdammer te vinden. Als schrijver maakte hij in 2010 zijn entree in de literaire wereld met Clausewitz, waarmee hij het C.C.S. Crone-stipendium won. Met zijn tweede roman pakte hij stevig door. Zo ontving Joost de Vries voor De republiek het Charlotte Köhler Stipendium en won hij de Gouden Boekenuil. In 2017 verscheen zijn meest recente en goed ontvangen roman Oude meesters.
Daar houdt het nog niet op, want in 2018 stelde Joost de Vries met Nina Polak De wereld in jezelf samen. Een boek waarin ze zestig essays hebben gebundeld van Nederlandse en Vlaamse auteurs uit de 21ste eeuw, om te laten zien hoe levend het genre nog altijd is. Essays van Joost de Vries zelf zijn overigens te vinden in Vechtmemoires uit 2014 en Echte pretentie uit 2019. Dit jaar bracht de schrijver de verhalenbundel Rustig aan, tijger uit. Ook stelde hij De verhalen die we onszelf vertellen samen, met daarin de beste essays van Joan Didion, de beruchte Amerikaanse schrijfster waar een paar jaar geleden nog een interessante Netflix-documentaire over is verschenen.
Als je wilt weten wat Joost de Vries dagelijks allemaal nog meer uitspookt, dan kun je de schrijver op Instagram.