
Wie James Joyce zegt, zegt Dublin. Met enige zin voor overdrijving stelde de in de Ierse hoofdstad geboren schrijver dan ook dat hij in zijn roman Ulysses een compleet beeld van Dublin wilde geven, zodat de stad aan de hand van zijn boek heropgebouwd zou kunnen worden, mocht ze ooit door een ramp van de kaart worden geveegd. Nochtans waren zijn gevoelens tegenover de stad dubbel en bleef hij er slechts wonen tot hij voor in de twintig was. Daarna trok hij naar het Europese vasteland. Van 1905 tot 1915 was het Noord-Italiaanse Triëst zijn thuishaven. Wat heeft Triëst tot op de dag van vandaag met de Ierse schrijver, maar vooral: wat had James Joyce met Triëst?

De meeste van Patrick Modiano's romans spelen zich af in Parijs. In Zondagen in augustus (1986) voert de Nobelprijswinnaar ons evenwel naar Nice, langs plekken die perfect herkenbaar zijn, maar tegelijk zijn typisch ongewone twist krijgen door het ontregelende schimmenspel dat hij opvoert. Wij bezochten de parel van de Côte d’Azur aan de hand van wat hij in Zondagen in augustus beschrijft.

De Zuid-Afrikaanse schrijver en Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee zoekt in zijn werk regelmatig de grenzen tussen filosofie en literatuur op. Het wekt dan ook geen verbazing dat er binnen de filosofie best wel wat aandacht is voor zijn werk. Onlangs verscheen bijvoorbeeld Coetzee, een filosofisch leesavontuur, waarin de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis laat zien dat de romans van Coetzee niet alleen een hoop verwijzingen naar de ideeën van bekende filosofen bevatten, maar ook stof tot nadenken bieden voor hedendaagse maatschappelijke vraagstukken, van #MeToo tot de omgang met het koloniale verleden. Wij schreven een uiteenzetting over de filosofie in het werk van Coetzee aan de hand van zijn ficitieve lezing Dierenleven.

Sinds Jef Geeraerts in 1962 literair Vlaanderen binnenstormde met zijn romandebuut Ik ben maar een neger, waarin hij voor het eerst schrijft over Belgisch-Congo, is hij niet meer weg te denken uit onze literaire geschiedenis. Maar de Congoliteratuur bestaat natuurlijk uit meer schrijvers dan alleen Geeraerts, hoewel deze een voor een 'begraven liggen' op wat Balzac altijd omschreef als ‘het kerkhof der nachtegalen’. Hoog tijd dus voor verandering. Maak daarom (opnieuw) kennis met Geeraerts’ misschien wel interessantste antipode: Paul Brondeel, de auteur die niemand ooit een leugen heeft voorgehouden.

Milan Kundera noemt hem ‘een uitmuntend schrijver’ en hij was ooit bevriend met Graham Greene, die te kennen gaf: ‘Mijn eerste kennismaking met hem ademde iets van de sfeer in zijn boeken, een complexe sfeer van zwarte humor, melodrama en wanhoop.’ En toch doet de naam van de Tsjechische auteur Egon Hostovský (1908-1973) bij velen geen enkel belletje rinkelen. Hoog tijd voor een herintroductie.

Wanneer we denken aan schrijvers die nog steeds tot de canon behoren als Gerard Reve, Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans, lijkt het onvoorstelbaar dat hun werken in de vergetelheid zullen geraken. Wat we ons vaak niet realiseren, is dat dit de auteurs zijn die over zijn gebleven uit een schifting van een veel groter aantal beroemde schrijvers, en dat auteursnamen die toentertijd veelgenoemd waren, langzaam uit ons collectief geheugen zijn gevaagd. Een van de namen die bij de meesten van ons geen belletje zal doen rinkelen – maar in de tijd van de eerdergenoemde auteurs wel degelijk erg geroemd werd – is de Duitse schrijver Heinrich Böll.