
Achtergrond

Witold Gombrowicz wordt naast Bruno Schulz en Stanisław Ignacy Witkiewicz beschouwd als een van de voormannen van de Poolse avant-garde en werd door Susan Sontag genoemd als een van de grootste literatoren ter wereld. Maar wie is Gombrowicz en wat kan je van zijn werken – die velen heel experimenteel vinden – verwachten?

De Ierse Maeve Brennan (Dublin, 1917 – New York, 1993) verhuist op haar zeventiende met haar ouders, haar twee zussen en hun broertje naar Washington DC. Begin jaren veertig, ze is dan een vroege twintiger, trekt ze in haar eentje naar New York. Ze is een stijlvolle verschijning – het haar hoog opgestoken, de lippen donker gestift – ze heeft gevoel voor humor, is rad van tong en beschikt over een vlotte pen. Het zijn stuk voor stuk kwaliteiten die deuren openen, eerst bij het modeblad Harper’s Bazaar, later bij het vermaarde magazine The New Yorker. Naast artikelen, recensies en columns publiceren beide bladen ook kortverhalen van haar hand. In dit artikel lees je welke weg deze markante schrijfster in de luwte afgelegd heeft. Daarbij duiken we zowel in haar Ierse als in haar Amerikaanse bagage.

Sándor Márai is een Hongaar en een Europeaan in hart en nieren. Toch neemt hij vanwege de opkomende communistische dictatuur in zijn vaderland na de Tweede Wereldoorlog de wijk en zoekt hij zijn heil in de Verenigde Staten. In zijn thuisland wordt hij vanaf dan doodgezwegen, wat uitmondt in vijftig jaar schrijverschap onder de radar. Halfweg de jaren negentig wordt hij in Frankrijk weer opgepikt dankzij een postume heruitgave van zijn roman Gloed uit 1942. Vervolgens omarmen ook Italië, Duitsland, Groot-Brittannië, Spanje, Nederland en België de auteur. Inmiddels wordt hij samen met Stefan Zweig, Joseph Roth en Arthur Schnitzler tot de briljantste schrijvende geesten van het twintigste-eeuwse Middel-Europa gerekend. Maar wie was Sándor Márai echt en wat zijn de sleutelmomenten die hem als mens en schrijver gevormd hebben?

Wanneer sloot je bewust een deur? Genoot je daarvan? Na het lezen van Francis Ponge zal elke lezer op die laatste vraag bevestigend antwoorden. Ponge wordt immers ook wel de ‘dichter van de dingen’ genoemd door zijn belangstelling voor alledaagse objecten zoals een kratje, kaars, sinaasappel of brood: ’s Avonds, na een zware werkdag, zette hij zich aan zijn bureau en werkte zo’n twintig minuten aan een gedicht over een willekeurig voorwerp dat hem boeide, waarna hij van slaperigheid geen woord meer op papier kreeg. Hoewel Ponge’ naam tegenwoordig niet vaak meer klinkt, had hij een grote invloed op auteurs die wel degelijk vooraanstaande posities innemen in het hedendaagse literatuurlandschap. Denk aan Italo Calvino, André Breton en, iets dichterbij, Charlotte Mutsaers. Wie was deze figuur die zich zo bevlogen bezighield met alledaagse objecten? Karakters neemt je mee naar een mysterieus zijstraatje van de literatuur.

De Franse schrijfster Albertine Sarrazin (1937-1967) wordt soms het kleine zusje van de Renaissancedichters François Villon en Clément Marot genoemd en haar gedichten verschenen tussen die van Guillaume Apollinaire en Paul Verlaine. Wat Albertine Sarrazin met die Franse schrijvers en dichters gemeen heeft, zijn haar veelvuldige gevangenisverblijven. Een groot deel van haar leven brengt ze door in gevangenschap. Wanneer ze vrij is, vertoeft ze in het gezelschap van ongure figuren en leeft ze van kruimeldiefstal en prostitutie. Van kinds af schrijft Albertine, altijd en overal. Op jonge leeftijd schrijft ze een succesvol debuut, Het sprongbeen, gebaseerd op haar eigen leven. Niet veel later brengt ze nog twee romans uit, die opnieuw in de smaak vallen. Wat het begin hoort te zijn van een glorierijke schrijverscarrière, is helaas alles wat Sarrazin zal voortbrengen. Een slecht uitgevoerde operatie maakt abrupt een einde aan haar leven. In dit artikel nemen we een kijkje in het korte, maar tumultueuze bestaan van de rebelse Albertine Sarrazin. Het sprongbeen groeit uit tot een klassieker en samen met vele onuitgegeven documenten verdient ook haar andere romanwerk een plaatsje binnen de Franse letteren.

De Zuid-Afrikaanse schrijver en Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee heeft in zijn literair werk herhaaldelijk gereflecteerd op het proces van canonisering en de mogelijkheden die dat een schrijver biedt. Het meest expliciet doet hij dat in zijn roman Mr. Foe en Mrs. Barton, waarin hij op ingenieuze wijze aan de haal gaat met het werk Daniel Defoe, de auteur van onder andere Robinson Crusoë en een klinkende naam in zowel de Engelstalige canon als die van de wereldliteratuur.