Een pientere jongedame met een te grote levenslust: het levensverhaal van Albertine Sarrazin
Achtergrond door Anna Jacobs
/ Illustratie: Manou Gijsbrechts
Leestijd:
De Franse schrijfster Albertine Sarrazin (1937-1967) wordt soms het kleine zusje van de Renaissancedichters François Villon en Clément Marot genoemd en haar gedichten verschenen tussen die van Guillaume Apollinaire en Paul Verlaine. Wat Albertine Sarrazin met die Franse schrijvers en dichters gemeen heeft, zijn haar veelvuldige gevangenisverblijven. Een groot deel van haar leven brengt ze door in gevangenschap. Wanneer ze vrij is, vertoeft ze in het gezelschap van ongure figuren en leeft ze van kruimeldiefstal en prostitutie. Van kindsbeen af schrijft Albertine, altijd en overal. Op jonge leeftijd schrijft ze een succesvol debuut, Het sprongbeen, gebaseerd op haar eigen leven. Niet veel later brengt ze nog twee romans uit, die opnieuw in de smaak vallen. Wat het begin hoort te zijn van een glorierijke schrijverscarrière, is helaas alles wat Sarrazin zal voortbrengen. Een slecht uitgevoerde operatie maakt abrupt een einde aan haar leven. In dit artikel nemen we een kijkje in het korte, maar tumultueuze bestaan van de rebelse Albertine Sarrazin. Het sprongbeen groeit uit tot een klassieker en samen met vele onuitgegeven documenten verdient ook haar andere romanwerk een plaatsje binnen de Franse letteren.
Het avontuur lonkt
Albertine Sarrazin wordt geboren in 1937 in de toenmalige Franse kolonie, Algerije. Ongeveer twintig dagen na haar geboorte wordt ze achtergelaten en afgestaan ter adoptie aan een kinderloos koppel. Haar eerste tien levensjaren brengt ze door in Algiers bij een Franse militair en een verpleegster. In 1947 verhuist het koppel naar Aix-en-Provence in Zuid-Frankrijk. Op haar vijftiende moet ze op internaat, maar na drie weken ontsnapt ze. Na tal van andere incidenten, die wijzen op een te hoge ‘levenslust’, waaronder het lezen van ongehoorde literatuur, wordt ze op aanraden van dokters en psychiaters naar een verbeteringsgesticht gestuurd. Al laat haar zin voor discipline te wensen over, toch laat ze zich opmerken door haar pienterheid. In 1953 legt Albertine de mondelinge eindproef voor de middelbare school af en slaagt niet zonder succes. Kort daarop lonkt alweer het avontuur: op zestienjarige leeftijd en zonder de andere onderdelen van de eindproef af te leggen, vlucht ze al liftend naar Parijs. Daar heeft ze afgesproken met een vriendinnetje uit het gesticht, aan de voet van de Obelisk op de Champs-Élysées.
In Parijs leven de vriendinnen van prostitutie en kleine diefstallen in auto’s en winkels. Ze delen lief en leed en uit het autobiografische werk Het sprongbeen blijkt dat Albertine goede herinneringen overhoudt aan de innige vriendschap met haar lotgenote. In de zomer van 1953 keert ze nog een keer terug naar het Zuiden, op bezoek bij haar adoptievader. Ze ontvreemdt zijn dienstwapen en keert terug naar Parijs. Samen met haar vriendin probeert ze een gewapende overval te plegen op een kledingboetiek, waarbij een verkoopster gewond raakt aan de schouder. De meisjes worden door de politie snel gevat, uit elkaar gehaald en naar de gevangenis gestuurd. Albertine wordt in de gevangenis van Fresnes geplaatst, ten zuiden van Parijs. De gevangenisdokter Gogois-Myquel onderzoekt de pas opgenomen jongedame. Volgens haar is ze op dat moment een mollig en onverzorgd meisje met zware brillenglazen. Ze komt binnen met een indrukwekkend rapport aan strafbare feiten voor haar jonge leeftijd. Het rapport zou waarschuwen voor haar gewelddadige, sluwe en perverse karakter en haar ‘theatrale’ natuur. De dokter geeft toe dat Albertine tijdens de gesprekken die ze voerden een loopje met de waarheid neemt en zich behoorlijk theatraal opstelt, maar dat zij daarin veel minder een leugenaar zag dan een ambitieuze jongedame, dorstig naar spanning en verhalen, niet alleen om te lezen, maar ook om zelf te spelen.
De zestienjarige Albertine krijgt twee jaar ‘preventieve’ gevangenisstraf voor de overval alvorens de zaak effectief berecht wordt. In die tijd legt ze de andere onderdelen van de eindproef af, waarvoor ze opnieuw met glans slaagt. Wanneer ze uiteindelijk in 1955 voor de rechtbank voor minderjarigen verschijnt, zegt ze stoutmoedig dat ze geen spijt heeft van de overval. Albertine wordt aangewezen als het brein achter de misdaad en krijgt nog eens zeven jaar. Ze vraagt haar ouders om een advocaat, maar die hebben intussen een hoogst uitzonderlijke procedure in gang gezet om de adoptie te ontbinden. Na Fresnes wordt Albertine overgeplaatst naar de gevangenis van Doullens aan de Somme, die in een oude en hoge, militaire burcht huist. Ze mag er les volgen en ze bereidt zich voor op de toelatingsexamens voor de universiteit, maar de rebel in Albertine neemt het toch opnieuw over van de voorname studente. In 1957 wordt ze beticht van ongehoorzaam gedrag in de gevangenis en dreigt er een straf. Kort daarop ontsnapt Albertine: ze springt van de hoge muren van de citadel. Ze landt tien meter lager en weet te ontsnappen, maar breekt een botje in haar voet, haar sprongbeen. De kwetsuur aan haar voet zal haar voor altijd mank maken. Ze sleept zichzelf al kruipend tot aan een grote weg en wordt daar opgepikt en meegevoerd door Julien Sarrazin, een kleine crimineel die haar bescherming en onderdak biedt. Het relaas van de ontsnappingstocht wordt de stof voor Het sprongbeen.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief, blijf op de hoogte en win de mooiste boeken
Je ontvangt tweewekelijks een mail met de nieuwste artikelen, relevante boekentips en exclusieve winacties
Het sprongbeen: een val verandert een leven
De eerste nachtelijke ontmoeting aan de kant van de weg tussen de geblesseerde Albertine en de voortvluchtige Julien is ook meteen het moment waarop de twee verliefd worden. Het mollige en onverzorgde meisje is nu een knappe jongedame met een spitse, ietwat jongensachtige uitstraling. De genegenheid die de dertien jaar oudere Julien koestert voor de jonge Albertine, die op dat moment nog geen twintig jaar oud is, is vanzelfsprekend. De jongeman groeit op in een arm gezin met zeven kinderen en een gewelddadige vader. De Tweede Wereldoorlog maakt hen nog armer en Julien kiest voor een clandestien leven dat voor altijd zal bestaan uit vluchten, gearresteerd worden, zijn straf uitzitten of ontsnappen en opnieuw beginnen. Hij ontfermt zich over de gewonde Albertine en brengt haar eerst onder bij zijn moeder, vervolgens in een aftandse slijterij die wordt uitgebaat door een koppel ex-criminelen en nadien bij een prostituee op leeftijd en haar arrogante, maar spitsvondige dochter. Afhankelijk van haar dubieuze gastheren en immobiel door haar gebroken voet, voelt Albertine zich opnieuw gevangen. Julien is vaak op de been, om hier en daar wat geld te verdienen, waardoor zij zich vaak verlaten en verwaarloosd voelt. Tot overmaat van ramp wordt hij opnieuw gevat door de politie en is zij genoodzaakt terug te keren naar de prostitutie. Ondanks alle ellende waar het jonge meisje mee te maken heeft, is Het sprongbeen een roman vol humor en ondeugendheid, die de intieme gedachten van een jonge vrouw in een obscuur bandietenmilieu op een ontwapenende manier weergeeft.
In 1958, anderhalf jaar na de ontsnapping en na de periode die wordt beschreven in Het sprongbeen, wordt het koppel onderschept. Beiden gaan ze naar de gevangenis. Julien komt gauw vrij en regelt een huwelijk met Albertine, terwijl zij nog vastzit. Even later verlaat ook zij de gevangenis en leeft het echtpaar voor het eerst tezamen, allebei op vrije voeten. Lang genieten ze niet van hun hereniging: van 1961 tot 1964 zitten Julien en Albertine beurtelings in de gevangenis. Nu eens zit Albertine vast en gaat Julien reizen, dan weer kan de vrije Albertine een baantje vinden als journaliste, terwijl Julien in de gevangenis zit voor een nieuw misdrijf. Door hun gescheiden leven zijn ze genoodzaakt elkaar te schrijven. De briefwisseling toont de hartstochtelijke verbondenheid die Albertine voelt met Julien. Ook haar dagboek lijkt, vanaf het moment dat ze Julien ontmoet, opgedragen aan haar geliefde en daarna verloofde. Hoewel ze gedurende lange periodes gescheiden zijn van elkaar, gaat er toch geen dag voorbij dat ze niet aan hem denkt – lees: over hem schrijft – en hevig naar zijn aanwezigheid verlangt. Na Albertines dood wordt de briefwisseling gepubliceerd. In het voorwoord wordt beschreven hoe harmonieus hun, in wezen gebroken, samenzijn was. Ze hadden geen geheimen voor elkaar, wensten elkaar doorheen alle beproevingen het allerbeste toe en spraken vol hoop en enthousiasme over hun gevoelens, wensen en dromen, over ‘WIJ’, in hoofdletters. De brieven waren hun virtuele universum van liefde en samenhorigheid, dat lang niet realiseerbaar was in de werkelijke wereld.
Een ander leven
In 1965 slaat het boevenleven van Albertine en Julien bruusk om. Tijdens Albertines laatste gevangenisstraf in 1964 schrijft ze aan één stuk door aan haar twee autobiografische romans Het sprongbeen en La cavale. Uitgeverij Jean-Jacques Pauvert is enthousiast en wil ze beide in een keer publiceren, om de uitgeverij Gallimard voor te zijn. Het sprongbeen en La cavale die ze publiceert onder Juliens familienaam slaan aan bij publiek en critici. Er breekt een tijd aan van welvarendheid en comfort. Niet zonder ironie kijkt Sarrazin toe hoe haar boeken rondgaan in de klassen waar ze tot voor kort lak aan had, die haar soort uitspuugden toen ze moest stelen en zich prostitueren om te overleven. Een jaar later bevestigt de jonge auteur haar talent: haar volgende roman La Traversière (1965) oogst evenveel bewonderaars. Albertine koopt met de auteursrechten van haar boeken een vervallen boerderijtje in een klein dorp nabij Montpellier. Julien gooit het op een akkoordje met een lokale metser om het te verbouwen. De rust en het samenzijn waar ze zo lang naar hebben verlangd, is plots realiteit. Een dokter die de schrijfsels van Albertine bewondert, biedt haar zelfs aan om het sprongbeentje in haar voet nogmaals te opereren. De operatie lukt en de schrijfster is bijna volledig verlost van haar slepende been.
Wanneer alles voor de wind lijkt te gaan, krijgt Albertine heel hevige buikpijn en wordt ze opgenomen in het ziekenhuis van Montpellier. De vermoede blindedarmontsteking blijkt een tumor in haar nier. Even later moet Albertine opnieuw onder het mes om de nier te laten verwijderen. Tijdens die vrij onschadelijke operatie bezwijkt de negenentwintigjarige vrouw door een onnauwkeurig uitgevoerde verdoving. Julien verliest zijn grote liefde en de Franse letteren verliezen een aanstormend talent. Albertine heeft altijd gezegd dat ze jong zou sterven. Niemand kon echter vermoeden dat de energieke, rebelse vrouw met een teveel aan ‘levenslust’ in zo’n gemedicaliseerde en banale context zou heengaan. De statische, verdoofde omstandigheden van haar dood rijmen niet met haar chaotische en dynamische leven. De chirurg en de anesthesist hielden bij de verdoving geen rekening met het verzwakte lichaam van de jonge vrouw die, ondanks de recente ommekeer in haar leven, getekend was door haar bestaan in de onderbuik van de samenleving. Daarenboven bleek de anesthesist niet over het juiste diploma te beschikken. Na een procedure van zes jaar, worden de artsen schuldig bevonden aan de onopzettelijke moord op Albertine Sarrazin door nalatigheid. Het proces, dat Julien 90 000 frank schadevergoeding oplevert, doet veel stof oplaaien in Frankrijk en leidt tot een mentaliteitswijziging bij artsen en anesthesisten. De dood van Albertine Sarrazin herinnert hen aan de verantwoordelijkheid over het leven van hun patiënten. Zo breidt de schrijfster op ironische wijze haar nalatenschap uit en drukt ze niet enkel haar stempel op de literaire, maar ook op de medische wereld.
Albertine laat drie romans, enkele novellen en vele brieven en gedichten achter. Voor al haar werk putte ze inspiratie uit haar tragische, maar indrukwekkende leven. Naar eigen zeggen had ze ‘geen verbeeldingskracht’. Ze kon dus enkel vertellen over wat ze werkelijk had meegemaakt en het is haar aardig gelukt om een leven te leiden dat ze zonder overdrijven kon neerschrijven. Uit Albertines nalatenschap blijkt dat ze sinds haar kindertijd bijna elke dag schreef. Vanaf het begin was haar dagboek niet zozeer het verslag van haar leven, maar richtte ze haar leven zo in, dat het ‘s avonds de moeite waard was om neer te pennen. De schrijfster ging dus nooit angstvallig op zoek naar onderwerpen, maar zorgde dat haar bestaan een roman waardig was. Zoals dokter Gogois-Muquel al formuleerde, zocht Sarrazin voortdurend de grenzen op tussen leugen en werkelijkheid, tussen feit en fictie. De personages die ze voor zichzelf creëerde, dienden om te ontsnappen aan de leegte die ze voelde als achtergelaten kind, als meisje zonder verhaal. Ook de documenten die ze niet voor publicatie achtte zijn in een trefzekere en vlekkeloze stijl geschreven en al haar manuscripten bevatten nauwelijks aanpassingen of doorhalingen. De zelfzekerheid, bijna dwangmatigheid, waarmee ze schreef, heeft wellicht te maken met de noodzaak die ze voelde om te schrijven. We mogen niet vergeten dat Albertine bijna negen jaar van haar negenentwintigjarige bestaan in een of andere vorm van gevangenschap heeft doorgebracht. Het schrijven was dus van levensbelang, het was een manier om enigszins toegang te krijgen tot de wereld buiten de gevangenismuren en om zichzelf te profileren en te ontwikkelen.
Meer weten en lezen over Albertine Sarrazin?
Albertine Sarrazin was niet de enige schrijfster die vastzat in de gevangenis van Fresnes. Jean Genet bracht er ook aardig wat tijd door. Ook hij haalde inspiratie voor zijn werk uit zijn boevenleven in de marge van de maatschappij. Eerder publiceerden we op Karakters al een uitgebreid artikel over zijn werk en leven.
Patti Smith had grote bewondering voor Albertine Sarrazin. Over haar ontdekking van de Franse schrijfster in 1968 zegt ze dat het haar diep ontroerde om op eenzelfde moment een mogelijke zuster te vinden en meteen ook te verliezen.
De laatste uitgave van Albertines Het sprongbeen in het Nederlands gebeurde in 2013 bij De Bezige Bij in een vertaling van Nelleke van Maaren. Bij die uitgave zit een voorwoord van Patti Smith. Het werk is helaas niet meer in druk. Rep u naar de tweedehandsboekenmarkt!
Op een tweedehandsboekenmarkt kan je ook een exemplaar van Tegen de draad in aantreffen, ooit verschenen bij Manteau. Het is de enige vertaling die verscheen van La Traversière.