Zelfde tijd, zelfde bladzijde: een geschiedenis van het boek op televisie
9 augustus 2018
Snel, inclusief, flitsend en eenvoudig – televisie lijkt haast alles te zijn wat literatuur niet is. Hoewel dat de twee misschien incompatibel maakt is van meet af aan door verschillende Nederlandse zenders geprobeerd van de kijker een lezer te maken, en andersom. Ook Matthijs van Nieuwkerk doet vanaf 9 augustus een poging met Moby Dick, een talkshow met literatuur als uitgangspunt. Wie gingen hem voor? Een korte geschiedenis van het boek en de auteur op de Nederlandse kijkbuis.
Het boek en de omroep
Auteur en ex-columnist Bas Heijne liet zich in een opiniestuk uit 2002 in de VPRO Gids uit over de relatie tussen televisie en literatuur. Bijster positief was hij niet – hoewel de televisie ‘veel van boeken en schrijvers leek te houden’ moet Heijne vaststellen dat alle boekenprogramma’s na één of hoogstens twee seizoenen sneuvelen. De reden? ‘Bij de beleidsmakers in Hilversum is het geloof in literatuur nagenoeg verdwenen, als ze het al ooit gehad hebben. In hun ogen is literatuur enkel en alleen slecht bekeken televisie.’
Het artikel van Heijne stamt uit de hoogtijdagen van de televisie. Inmiddels is televisie, misschien net als literatuur, ingehaald door de tijd. Concurrenten als YouTube en Netflix hebben het monopolie van televisie in een rap tempo overgenomen. En dat terwijl televisie een redelijk jong medium is: pas 67 jaar geleden werd televisie in Nederland geïntroduceerd, vanaf de zender Nederland 1. Dit net werd vooral gebruikt voor nieuwsverstrekking.
Het bekende, en anno 2018 nog steeds bestaande omroepenstelsel, dat voortkwam uit de verzuilde Nederlandse samenleving, trad in 1956 in werking. Vanaf toen kregen vijf omroepen – VARA, KRO, NCRV, VPRO en AVRO – ieder een eigen deel zendtijd. In datzelfde jaar kwam de VPRO met het eerste programma dat puur over literatuur ging: Gesprek aan de schrijftafel. De protestantse insteek van de VPRO maakte echter dat het programma een religieus tintje kreeg – de boeken die besproken werden pasten voornamelijk bij de eigen zuil. Ook de NCRV kon niet achterblijven en zond een poosje het programma Literair kijkschrift uit (1964-1966). Hoewel de schrijver Bernlef nog deel uitmaakte van de redactie, is er over dit programma weinig bekend. Het hiaat in kennis over literatuur op televisie komt, meent literatuurwetenschapper Jeroen Dera, door het ‘papieren brandpunt’. Zijn proefschrift Sprekend kritiek (2017) stelt dat de literatuurwetenschap de focus jarenlang heeft gelegd op papieren publicaties, waardoor er over televisie-uitzendingen weinig bekend is. En in tegenstelling tot de papieren overlevering – ‘wie schrijft die blijft’ – zijn de uitzendingen van toen amper geconserveerd.
Een kerkhof vol
Exemplarisch voor de geschiedenis van Literair kijkschrift is de worsteling met het format van het programma. Uit door Dera onderzochte notulen van redactievergaderingen blijkt dat het programma ’te saai’ werd gevonden: de redacteurs gaven zelfs toe het programma niet eens te kijken. Boekbesprekingen op televisie roepen voor de redactie überhaupt aardig wat vragen op: hoe breng je het geschreven woord over naar de televisie? Hoe kunnen we meer kijkers interesseren voor een niche? Hoe kun je een inhoudelijk gesprek voeren over een boek dat de kijker niet gelezen heeft? Uiteindelijk is Literair kijkschrift opgegaan in een algemeen programma over kunst, in de hoop zo meer kijkers te kunnen bereiken.
Literatuurprogramma’s waren in de eerste decennia van de vaderlandse televisie een vrij zeldzaam fenomeen. Het programma Zes critici op zoek naar een schrijver (AVRO, twee keer uitgezonden naar aanleiding van de Boekenweek in 1968 en 1969) was een van de eerste shows waarin critici openlijk hun mening gaven over een boek, en met elkaar in discussie gingen over literaire kwaliteit – voorheen waren de besprekingen van boeken voornamelijk positief, omdat programmamakers bang waren potentiële lezers af te schrikken. Deze conflictvermijdende houding is terug te zien in het relletje rond een televisie-optreden van auteur Remco Campert, die in een aflevering van de documentairereeks Literaire ontmoetingen (AVRO, start in 1963) het woord ‘naaide’ liet vallen. De uitzending werd gecanceld: hoewel televisie een nieuwer medium was, was het in zekere zin conservatiever dan literatuur. Bijzonder aan dit programma is dat het gepresenteerd werd door H.A. Gomperts, voor wie bij nader inzien eerder een academische carrière was weggelegd dan een leven als presentator. Gomperts, die later benoemd werd tot hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde, moest duidelijk wennen aan de aanwezigheid van de camera. Voor Gomperts was televisie het medium bij uitstek om de bevolking te onderwijzen.
In 1976 kwam NCRV met het programma Open boek, gepresenteerd door Wim Hazeu en Judith Bosch. Bekende auteurs als Maarten ’t Hart maakten in dit programma hun televisiedebuut. Hoewel de NCRV het programma zelf als toegankelijk en prettig bestempelde, verdween het na twee jaar weer van de buis. Deze gang van zaken is niet vreemd voor een literair televisieprogramma: wie de database van het Beeld en Geluid-archief raadpleegt ontdekt een kerkhof vol boekenprogramma’s. Een selectie: De schrijvers (1981, VPRO), De letteren (1981-1982), Ik heb al een boek (1991-1996, KRO), Favoriete schrijvers (1992, VARA), Boeken op zondag (2003, NPS), en Boeken &cetera (2005-2006, VPRO).
Schrijvers in beeld
Een interessante ontwikkeling die Dera in zijn proefschrift aanhaalt is dat het accent in literaire televisieprogramma’s langzaam verschuift van tekst naar de auteur. Schrijvers als Harry Mulisch, Gerard Reve, Remco Campert, W.F. Hermans, Hella S. Haasse, Gerrit Kouwenaar en Marga Minco waren in de jaren tachtig graag geziene gasten in talkshows. Langzaamaan veranderden zij in mediafiguren. Schrijvers waren in eerste instantie niet zo happig op televisie-aandacht: het feit dat hun leven zich plots volledig in de openbaarheid af ging spelen rijmde niet met de conventies van het autonome schrijverschap. Auteurs die te gast waren in televisieprogramma’s werden ervan beticht uit te zijn op commercieel succes.
Ook betraden auteurs in deze periode steeds vaker de televisiestudio’s in de hoedanigheid van presentator. Zo kwam de VARA met het programma Büch’s boeken (1984- 1988), waarin schrijver en bibliofiel Boudewijn Büch centraal stond. Vaste rubrieken waren ‘Büchs boeken top-5’, aanbiedingsboeken, nieuwe uitgaven en een raadsel waarin Büch een boektitel uitbeeldde.
De presentator die televisiekijkend Nederland het meest is bijgebleven, moet Adriaan van Dis zijn. Van Dis, toentertijd zelf een charmante en erudiete debutant, presenteerde van 1983 tot 1992 het programma Hier is Adriaan van Dis (VPRO). De talkshow, die onder verschillende namen op de buis verscheen, zorgde steevast voor een run op de boekhandel en ontving in 1986 de Nipkowschijf voor het beste televisieprogramma. Van Dis ging in zijn programma onder genot van een glaasje – ‘rode wijn, witte wijn of water?’ – met zijn gast in gesprek over literatuur. Hoewel de gesprekken veelal intelligent en beleefd waren, schuwde Van Dis de confrontatie met zijn gasten niet. Bekend is het interview met W.F. Hermans, dat uitermate stroef verliep. Wanneer Van Dis zijn gast in dit gesprek wil onderbreken met een vraag, geeft Hermans aan dat dit niet de bedoeling is. Van Dis merkt op dat het hier om een vraaggesprek gaat, en daar is Hermans niet van gediend: ‘nee, het is een vertelgesprek van mijn kant’, antwoordt hij geagiteerd.
W.F. Hermans bij Hier is… Adriaan van Dis
Van 1995 tot 2002 werd in Zeeman met boeken (VPRO) door journalist Michaël Zeeman recent verschenen literair werk besproken. Zeeman beperkte zich niet tot een bepaald genre: hij sprak over binnen- en buitenlandse romans, maar ook literaire non-fictie en poëzie passeerden de revue. Filosoof Maarten Doorman merkte over het programma op dat Zeeman liet zien dat je op televisie heus ‘serieus en onderhoudend over literatuur kon praten, zonder de kijker als kleuter te behandelen of je tot interviews te beperken.’
Boek op de buis anno nu
Hoewel het internet een waar Walhalla is voor boekenliefhebbers – van boekentips, recensies en samenvattingen ben je tegenwoordig in een klik voorzien – blijft Hilversum de kijker de nodige literaire programma’s aanbieden. Inmiddels vaste prik en een waar rustpunt op de zondagochtend is Boeken (VPRO, 2005 tot op heden), waar wekelijks twee auteurs met presentator Jeroen van Kan of Carolina Lo Galbo in gesprek gaan. Columnist Frank Heinen prees het programma afgelopen december om de subtiliteit ervan. ‘Boeken gaat over het tastende gesprek, dat vrijwel helemaal van de tv is verdreven en onderdak heeft gevonden op onherbergzame FM-frequenties.’
Deze toon werd gezet door Wim Brands, die het programma tot 2016 presenteerde. De literaire gemeenschap was in schok toen in datzelfde jaar bekend werd dat Brands zichzelf om het leven had gebracht. Door vele auteurs werd hij gezien als de beste literaire interviewer van ons taalgebied. Zo schreef Manon Uphoff over zijn dood: ‘nu is het voorbij en moeten de schrijvers maar weer wachten tot iemand kan wat hij kon, tot iemand het weer wil kunnen.’
Hoewel Boeken een inhoudelijk sterk programma is zal het niet gauw een run op de boekhandel veroorzaken: commercieel is het zelden. Dit in tegenstelling tot het boekenpanel van de talkshow De wereld draait door (BNNVARA), dat sinds seizoen 2012-2013 een vast onderdeel van het programma vormt. Het panel bestaat op het moment uit vier boekhandelaren die iedere maand de kans krijgen hun favoriete boek aan te prijzen. Gezamenlijk kiest het panel ook nog eens het beste werk van de maand, dat de titel ‘Boek van de maand’ mag dragen. Dit heeft vaak grote verkoopsuccessen tot gevolg – men spreekt ook wel van het DWDD-effect. Uitgevers bekijken de uitzendingen vaak vol spanning, want mocht hun boek tot de uitverkorenen behoren, dan staat hen flink wat werk maar ook succes te wachten. Meestal wordt er meteen een nieuwe druk van het boek ingepland. In boekhandels staan de DWDD-boeken op een zichtbare plek uitgestald, vaak voorzien van een sticker met daarop het logo van de talkshow. Het verkoopsucces van boeken als De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld, De acht bergen van Paulo Cognetti en Schuld van Walter van den Berg is mede aan het panel te danken.
Ondanks het feit dat het boekenpanel erin slaagt lezen op een positieve manier onder de aandacht te brengen, worden er geregeld vraagtekens geplaatst bij de integriteit van het format. Het feit dat boekverkopers, die zelf ook baat hebben bij goede verkoop, zitting nemen in het panel valt niet bij iedereen in goede aarde. Schrijver en recensent Arie Storm merkte bijvoorbeeld in een tweet op dat het boekenpanel ‘niet vrij en onafhankelijk’ is: ‘ze prijzen aan wat ze de dag erna in hun winkel verkopen’. Ook bij het gebrek aan diepgang worden vraagtekens gezet. Is het wel mogelijk om literatuur in de halve minuut die de boekverkopers krijgen recht te doen? Door tijdgebrek en het flitsende, positieve karakter van het programma bestaan de besprekingen vooral uit superlatieven: boeken zijn altijd prachtig, indringend of ronduit geweldig.
Matthijs van Nieuwkerk, presentator van De wereld draait door, komt op 9 augustus aanstaande met een nieuw boekenprogramma, Moby Dick (BNNVARA). De bekende gasten – twee van de acht zijn schrijvers – die bij Van Nieuwkerk aanschuiven vertellen over de boeken die er in hun leven toe doen.
Aan een kritische of literatuurwetenschappelijke insteek zal het Van Nieuwkerks nieuwe programma naar alle verwachting ontbreken. Of dat erg is, is de vraag – misschien is na al die jaren televisiegeschiedenis wel gebleken dat literatuur en televisie een complexe verstandhouding hebben, uitzonderingen daargelaten. Maar in het beste geval weet Moby Dick kijkers te enthousiasmeren voor boeken en lezen, en een brug te slaan tussen het boek en de buis.
Gesprek met auteur Marijn Sikken, in april 2017 te gast in Boeken naar aanleiding van haar debuutroman Probeer om te keren.
Karakters: Je bent te gast geweest bij VPRO Boeken. Wat zijn je ervaringen met zo’n televisie-uitzending?
Marijn: Dit televisie-optreden was niet mijn eerste: ik ben als kind een paar keer op televisie geweest in programma’s over jeugdreuma, zoals Hart van Nederland, Het klokhuis en Vinger aan de Pols. Maar dat was als kind en weer op een andere manier informatief, dus toen ik de mail kreeg van Boeken was ik wel vereerd dat ik in de hoedanigheid van schrijver op televisie mocht komen. Toen de dag van de opnames naderde, werd ik wel wat nerveuzer, maar het scheelde dat ik goed wist wat ik wilde vertellen.
Hoe heb je je voorbereid op het interview?
Of je je als schrijver anders voorbereidt op een televisie-interview dan als politicus, kok of keukendeur weet ik niet. Je bent als schrijver vooral ambassadeur van je eigen werk, je moet je moet boek verkopen. Kun je ‘makkelijk’ praten of ben je op een of andere manier charmant, dan helpt dat enorm, want mensen worden ook door je persoonlijkheid nieuwsgierig naar je werk. Ik heb zes jaar aan mijn roman gewerkt, inmiddels had ik het verhaal wel redelijk in mijn hoofd zitten. Praten kan ik ook wel. En voor de rest is er, goddank want ik was net geopereerd, visagie!
Denk je dat literatuur recht kan worden gedaan op televisie?
Zelf lees ik boekbesprekingen het liefst gewoon op papier. Interviews kunnen heel goed op televisie. Zeker als er ruimte is om de diepte in te gaan en het echt over het schrijfproces te hebben, kan tv heel interessant zijn. Je bent als lezer – of: ik ben als lezer – toch heel plat nieuwsgierig naar de mens achter het boek, de route naar het verhaal, de worstelingen en het plezier. Dat laatste is zo aanstekelijk, zeker als je zelf schrijft. Ik denk dat dat bij uitstek tot zijn recht komt op televisie of op een podium. Ik ben heel makkelijk: als iemand uitstraalt dat hij of zij leuk vindt wat hij of zij doet, krijg je me sowieso mee.
Bekijk hier het gesprek tussen Marijn Sikken en Carolina Lo Galbo bij VPRO Boeken
Gesprek met auteur Roman Helinski, in mei 2014 te gast in Boeken naar aanleiding van zijn debuutroman Bloemkool uit Tsjernobyl.
Karakters: Was je zenuwachtig voor je televisie-optreden?
Roman: Nee, maar het was wel de eerste keer dat ik op televisie kwam: dat is voor wie mij kent in de eerste minuut van de uitzending te zien. Gelukkig was interviewer Wim Brands ontzettend aardig, en kalm. Vooraf had ik trouwens mediatraining gehad bij mijn toenmalige uitgever Prometheus. ‘Kijk me recht aan,’ zei de pr-vrouw tijdens het oefenen. ‘En zit eens rechtop.’ En daarna: ‘Waarom speel je met je koffiekopje? Waarom dwaalt je blik nu weer af? Blijf eens van die papieren af, Roman. Speel niet met die pen.’ Ondertussen stelde ze scherpe vragen. Heel leerzaam was dat, en dus keek ik tijdens het interview Wim Brands aan, en zorgde ik ervoor dat ik rechtop zat en niet te veel zat te friemelen aan de prullaria op tafel.
Bloemkool uit Tsjernobyl is gebaseerd op biografische gegevens. Had dat invloed op het interview?
Op televisie verschuift de focus al snel van het boek naar het leven van de auteur, en hoe dat eventueel (hopen ze dan) terugkomt in het boek. Logisch, want de kans dat de kijker het boek niet gelezen heeft is groot – en het is best saai om een gesprek aan te horen over personages die je niet kent, en over gebeurtenissen waar je niets van weet. De biografie van de schrijver biedt dan houvast voor zo’n gesprek. Kijk de interviews met Murat Isik en Herman Koch in Pauw maar eens terug – Pauw komt de hele tijd terug op de overeenkomsten van de schrijver met het hoofdpersonage, en onder die vergelijking proberen de schrijvers, met hun ellebogen soms zelfs, uit te draaien. Wim Brands was ook heel geïnteresseerd in mijn achtergrond, meer specifiek in mijn relatie met mijn vader, maar hij was daar zo oprecht in geïnteresseerd en nam er zo de tijd voor, dat ik daarin mee ben gegaan. Ik geloof dat het daardoor een mooi gesprek is geworden.
Bekijk hier het gesprek tussen Roman Helinski en Wim Brands bij VPRO Boeken
Geschreven door Lotte Krakers